B&F, Spelling, blok 6 week 2 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Spelling

Blok 6 week 2les 3
Doel: leren schrijven van de komma

Schrijf de zin over en zet de hoofletter en leestekens op de goed plek.

mijn moeder vraagt krijgen we dan honden op onze houten vloer

Welk woordsoort?

honden

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandignaamwoord
3. stoffelijk bijvoeglijknaamwoord
4. voorzetsel

Welk woordsoort?

houten

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandignaamwoord
3. stoffelijk bijvoeglijknaamwoord
4. voorzetsel

Welk woordsoort?

op

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandignaamwoord
3. voegwoord
4. voorzetsel

Welk woordsoort?

vloer

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandignaamwoord
3. voegwoord
4. voorzetsel

Schrijf de zin over en zet de hoofletter en leestekens op de goed plek.

ze zegt dat gaat echt niet gebeuren

Ze zegt: 'Dat gaat echt niet gebeuren!'

Welke woordsoorten is gaat?

1. hulpwerkwoord
2. voltooid deelwoord

Ze zegt: 'Dat gaat echt niet gebeuren!'

Welke woordsoorten is gebeuren?

1. hulpwerkwoord
2. voltooid deelwoord

Noem 3 voegwoorden

Instructie

De komma geeft een korte rust in de zin. Je schrijft een komma voor een voegwoord, behalve bij en en of.  
Voorbeeld: We gaan met de auto, want het regent. 

Je schrijft ook een komma voor of na de naam van iemand die je aanspreekt. 
Voorbeeld: Marit, wat heb je in je koffer gedaan? 

Instructie

Je schrijft ook een komma bij een opsomming. Bij een opsomming worden dingen achter elkaar genoemd. Achter elk deel van de opsomming komt een komma. (Bij en + of komt er nu ook geen komma.)
Voorbeeld: -Mijn moeder, mijn vader, Jos en ik gaan op vakantie.
                        -Jos pakt het volgende in: zijn bal, potloden, rode schoenen en 
                           een autootje.
                         -Zal mijn vader zijn boek, het tijdschrift of de krant in zijn koffer
                           doen?

Instructie

Soms staat er een korte zin om aan te geven dat er een opsomming komt. Achter deze zin komt een dubbele punt.
De dubbele punt geeft aan dat er informatie komt. 
Na een dubbele punt komt: - een citaat 
                                                           -een opsomming

Voorbeeld: Mama vraagt: 'Marit, wat heb jij in je koffer gedaan?'

Schrijf de zin over. Plaats de leestekens op de juiste plaats en denk ook goed na over de komma.

hij vraagt helma kunnen ze hun schoenen uitdoen

Oefendictee

Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Wat is de persoonsvorm?

1. Ik
2. vermoed

Wat is het onderwerp?

1. Ik
2. vermoed

Welk zinsdeel is: veroorzaken?

1. persoonsvorm
2. onderwerp

Welk zinsdeel is: vette zuivelproducten?

1. persoonsvorm
2. onderwerp

Welk woordsoort is: vette ?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voorzetsel
4. voegwoord

Welk woordsoort is: zuivelproducten

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voegwoord
3. voorzetsel
4. zelfstandig naamwoord

Welk woordsoort is: diarree

1. zelfstandig naamwoord
2. voegwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Goed gewerkt!