Oefenen #1

Oefenen #1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenen #1

Slide 1 - Tekstslide

De ik-vorm +t gebruik je bij...
A
Zinnen met 'ik' in de tegenwoordige tijd
B
Zinnen met 'ik' in de verleden tijd
C
Zinnen met hij/zij.het/ in de tegenwoordige tijd
D
Zinnen met hij/zij/het/u in de verleden tijd

Slide 2 - Quizvraag

Wat zijn klankvaste (regelmatige) werkwoorden? We noemen ze ook wel sterke werkwoorden.

Slide 3 - Open vraag

Noteer hoe je de stam maakt van het werkwoord 'graven'.

Slide 4 - Open vraag

Is de stam van het werkwoord 'blaffen' hetzelfde als de ik-vorm? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Noteer een werkwoord waarvan de stam en de ik-vorm hetzelfde zijn.

Slide 6 - Open vraag

Noteer van de volgende werkwoorden eerst de stam en daarna de ik-vorm: (1) vissen, (2) fietsen, (3) regenen, (4) leggen

Slide 7 - Open vraag

Bekijk de zinnen hieronder. Schrijf voor elke zin op welke regel je gebruikt (ik-vorm, ik-vorm+t of hele werkwoord) en zet het juiste werkwoord erachter.

Wij ___ (lopen) samen door het bos en we zien een hert.
De kat ___ (spelen) de hele middag met een bolletje wol.
Tijdens de storm ___ (waaien) het zo hard dat de takken van de bomen vallen.
Volgende week ___ (gaan) we naar een spannende film toe in de bioscoop.
Hij ___ (bouwen) graag zandkastelen op het strand.

Slide 8 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat de regels zijn van het 't kofschip.

Slide 9 - Open vraag

Bij klankveranderende werkwoorden / sterke werkwoorden (onregelmatige) gebruik je 't kofschip niet in de verleden tijd. Je maakt het werkwoord langer en luistert naar de laatste letter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
Gisteren ___ (wachten) wij een uur op de bus, maar hij kwam niet.

Slide 11 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
Toen hij klein was, ___ (bouwen) hij graag zandkastelen op het strand.

Slide 12 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
De kat ___ (spelen) de hele middag met een bolletje wol.

Slide 13 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
Tijdens de storm ___ (waaien) het zo hard dat de takken van de bomen vielen.

Slide 14 - Open vraag

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
Vorige week ___ (kijken) we naar een spannende film in de bioscoop.

Slide 15 - Open vraag

Je kunt met 't kofschip ook kijken of een voltooid deelwoord met een -t of met een -d geschreven wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Leg uit hoe je proberen als voltooid deelwoord schrijft. Gebruik 't kofschip in je uitleg.

Slide 17 - Open vraag

Een tegenwoordig deelwoord schrijf je door achter het hele werkwoord een -t te schrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

(snikken) .... kwam de leerling de klas binnen, want zijn chocoladereep was gestolen.
A
Snikkent
B
Snikkend

Slide 19 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd ww relaxen
Stam: relaxen - en = relax
Ik relax (ik-vorm
Henk (hij) relaxt (ik-vorm +t)
Mevrouw Mast (zij) relaxt (ik-vorm +t)
U relaxt (ik-vorm +t)
Jij relaxt (ik-vorm +t)
Jullie relaxen (hele werkwoord)
De honden (zij) relaxen (hele werkwoord)
Wij relaxen (hele werkwoord)



Verleden tijd ww relaxen
X niet in 't kofschip, krijgt wel -te(n)
Ik relaxte 
Henk relaxte
Mevrouw Mast relaxte
U relaxte
Jij relaxte
Jullie relaxten
De honden relaxten
Wij relaxten

Slide 20 - Tekstslide