Formeel & informeel, les 2

Welkom bij Nederlands!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Herhaling meervoudsvormen
  • Herhaling hoofdletters
  • Herhaling formeel en informeel taalgebruik 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de meervoudsvorm van glas?
A
glassen
B
glazen
C
glasen
D
glazzen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de meervoudsvorm van computer?
A
computer's
B
computeren
C
computters
D
computers

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juiste meervoudsvorm?
A
cafés
B
café's

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste meervoudsvorm?
A
oliën
B
olieën

Slide 6 - Quizvraag

Herhaling hoofdletters

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Slide 8 - Woordweb

Wanneer schrijf je GEEN hoofdletter?

Slide 9 - Woordweb

Welk woord krijgt een hoofdletter?
nederlands - rekenen - woordenboek

Slide 10 - Open vraag

Wat is goed gespeld?
A
piet De jong
B
Piet de Jong
C
Piet De Jong
D
Piet de jong

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord krijgt een hoofdletter?
televisie - samsung - computer

Slide 12 - Open vraag

Wat is goed gespeld?
A
Noord-holland
B
noord-Holland
C
Noord-Holland
D
noord-holland

Slide 13 - Quizvraag

Welk woord is met hoofdletter?
pasen - paasfeest - paasbrood

Slide 14 - Open vraag

Wat is goed gespeld?
A
zaterdagen in april
B
Zaterdagen in april
C
zaterdagen in April
D
Zaterdagen in April

Slide 15 - Quizvraag

Formeel en informeel taalgebruik

Slide 16 - Tekstslide

Wat is informeel taalgebruik?
  • Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt 
      of bij de voornaam noemt. 
  • Informeel taalgebruik is wat losser. 


Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar iemand   schrijft en je tekst over alledaagse dingen    gaat.
  • Bij vrienden, bekenden en leeftijdsgenoten.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
  • Als je tegen iemand praat of naar schrijft die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent.
  • Bij een tekst over zakelijke dingen. 
  • Bij een volwassene, een vreemde of de koning.


Slide 20 - Tekstslide

Bedenk eens een voorbeeld 
wanneer je formeel en informeel taalgebruik inzet.

Slide 21 - Tekstslide

Beste Lianne,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 22 - Quizvraag

Geachte heer De Winter,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 23 - Quizvraag


Een klasgenoot van de basisschool.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de betekenis van formeel:
A
Niet officieel
B
Officieel
C
Iets met meel
D
Hoe je je moet gedragen

Slide 25 - Quizvraag

Deze foto is:
A
Formeel
B
Informeel

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de betekenis van informeel?
A
Officieel
B
Hoe je je moet gedragen
C
Niet officieel
D
Hoe je je niet moet gedragen

Slide 27 - Quizvraag


Een docent.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 28 - Quizvraag


Een arts in het ziekenhuis.
A
Formeel
B
Informeel
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 29 - Quizvraag

Wat kies je en waarom?
  1.  Hallo, weet u waar de dierentuin is?  
  2.  Waar is de dierentuin? 
  3.  Mevrouw, mag ik u iets vragen? Kunt u mij vertellen hoe ik bij de dierentuin kom?

Slide 30 - Tekstslide

Wat kies je en waarom?
  1. Hey Mark, mag ik nu even de bal? 
  2. Zeg Mark, geef die bal eens! 
  3. Hey Mark mag ik alstublieft nu even met de bal iets aan u laten zien? 

Slide 31 - Tekstslide

Wat? Opdracht maken
Hoe? Individueel
Hulp? Vinger opsteken
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? 
                         OPDRACHT               
  • Je schrijft een uitnodiging per email naar een vriend of vriendin over een feestje. Schrijf dit naar het het volgende email-adres: r.pronk@albeda.nl 
  • Gebruik je kennis over                             formele/informele taalgebruik.    
  • hulp nodig? Steek je hand op, dan kom ik helpen.
  • 10 minuten.
Klaar?      Start met het lezen van hoofstuk 4 Schrijven, theorie 4 formeel en informeel taalgebruik
             






timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide