Hoe sta ik ervoor met delen 4, 5 en 6?

Hoe sta ik ervoor?
Deze 'toets' test je kennis van de delen 4, 5 en 6.
Maak de vragen zonder tabel 4D erbij te gebruiken!
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe sta ik ervoor?
Deze 'toets' test je kennis van de delen 4, 5 en 6.
Maak de vragen zonder tabel 4D erbij te gebruiken!

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel protonen en elektronen heeft het ion NO₂⁻?
A
23 protonen 22 elektronen
B
22 protonen 23 elektronen
C
23 protonen 24 elektronen
D
24 protonen 23 elektronen

Slide 2 - Quizvraag

Het metaal radium, symbool Ra, staat in groep 2 van het periodiek systeem.
Welk ion vormt radium?
A
Ra¹⁻
B
Ra¹⁺
C
Ra²⁻
D
Ra²⁺

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel protonen en elektronen heeft het ion S₂O₃²⁻?
A
56 protonen 54 elektronen
B
54 protonen 56 elektronen
C
58 protonen 56 elektronen
D
56 protonen 58 elektronen

Slide 4 - Quizvraag

Het nitraat-ion
NO2
NO3
NH4+
N3

Slide 5 - Sleepvraag

Het sulfiet-ion
S2O32–
S2–
SO32–
SO42–

Slide 6 - Sleepvraag

Het carbonaat-ion
CO32–
HCO3
C2O42–
CO2

Slide 7 - Sleepvraag

Het oxide-ion
O2
OH
O22–
O2–

Slide 8 - Sleepvraag

Het tin(IV)-ion
Sn2+
Sn2–
Sn4+
Sn4–

Slide 9 - Sleepvraag

SnF₂ is een zout.
Welke uitspraak over SnF₂ is juist?
A
Vast SnF₂ bevat neutrale atomen.
B
Vast SnF₂ geleidt stroom.
C
Vast SnF₂ heeft een laag smeltpunt.
D
Vast SnF₂ bevat ionbindingen.

Slide 10 - Quizvraag

De ionen Fe³⁺ en F⁻ vormen een zout.
Wat is de zoutformule ervan?

Slide 11 - Open vraag

De ionen Ca²⁺ en PO₄³⁻ vormen een zout. Wat is de zoutformule ervan?

Slide 12 - Open vraag

Wat is de zoutformule van het zout
goud(III)chloride?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de zoutformule van het zout
lood(IV)sulfide?

Slide 14 - Open vraag