H4_SK_H3_VoorkennisH1&Verhoudingsformules_Wk2_Les1

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Opening les
  • Controle boeken en huiswerk
  • Weektaak
  • Leerdoelen
  • Keuze momenten
  • Aan opdrachten werken
  • Afsluiten les

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
- Bestuderen Hoofdstuk 3, Voorkennis (blz 62)
- Maken opdracht 1 t/m 3 en 6 (blz 62)

- Bestuderen Hoofdstuk 3, Paragraaf 1 (blz 63 en 64)
- Maken opdracht 9, 11, 13, 15 en 16.

- Bestuderen Hoofdstuk 3, Paragraaf 2 (blz 65 en 66)
- Maken opdracht 17, 18, 21 en 25

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kan de bouw van een atoom beschrijven met de woorden protonen, neutronen en elektronen.
- Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een atoom en een ion.
- Je kan het verschil uitleggen tussen metalen, zouten en moleculaire stoffen.
- Je kent de lading van tenminste 28 enkelvoudige ionen uit je hoofd.
- Je kan de verhoudingsformule van een zout opstellen.


Slide 4 - Tekstslide

Hoe worden de rijen en kolommen genoemd in het periodiek systeem?
A
Rij = Periode Kolom = Groep
B
Rij = Groep Kolom = Periode
C
Rij = Atoom Kolom = Moleculen
D
Rij = Gewoon een rij Kolom = Gewoon een kolom

Slide 5 - Quizvraag

Speciale groepen
Groep 1: Alkalimetalen


Groep 17: Halogenen

Groep 18: Edelgassen


Slide 6 - Tekstslide

Indeling van stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Indeling van stoffen

Slide 8 - Tekstslide

Metalen - Zouten - Moleculaire stoffen
Demonstratie experiment:
- Wat verwacht je? Welke stoffen geleiden stroom?

Metalen
Zouten
Moleculaire stoffen
Vast
Ja
Nee
Nee
Vloeibaar
Ja
Ja
Nee
Gas
Nee
Nee
Nee

Slide 9 - Tekstslide

Stoffen
Tabel 99
- Geel: Metalen
- Oranje/Rood: Niet-Metalen / Moleculaire stoffen

Zouten bestaan uit metalen en niet-metalen: 
- Keukenzout NaCl



Slide 10 - Tekstslide

Metaal, zout of niet metaal?
Na
A
Metaal
B
Niet Metaal
C
Zout

Slide 11 - Quizvraag

Metaal, zout of niet metaal?
F2
A
Metaal
B
Niet Metaal
C
Zout

Slide 12 - Quizvraag

Metaal, zout of niet metaal?
NaF
A
Metaal
B
Niet Metaal
C
Zout

Slide 13 - Quizvraag

Atoommodel van Rutherford
  • Kern met protonen en neutronen
  • Elektronenwolk

Slide 14 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Kern bestaat uit protonen en neutronen
  • Protonen zijn positief geladen
  • Neutronen zijn neutraal
Om de kern zweven elektronen
  • Elektronen wegen bijna niks
  • Ze zijn negatief

Slide 15 - Tekstslide

Atoommodel van Rutherford
Voorbeelden
  • Zuurstof heeft atoomnummer 8
  • Dus 8 protonen in de kern en 8 elektronen
  • De atoommassa is 16,01 g/mol
  • Dus massagetal is 16
  • 8 neutronen

Slide 16 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr
K-schil: 2 elektronen
L-schil: 8 elektronen
M-schil:
  • 8 elektronen als buitenste schil.
  • 18 als niet de buitenste schil.
N-schil:
  • 8 elektronen als buitenste schil.
  • 18 als niet de één-nabuitenste schil.
  • 32 als niet de buitenste of één-nabuitenste schil

Slide 17 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr
Periodiek systeem
  • Groepen: Zelfde eigenschappen
  • Periode: Zelfde aantal schillen
Tabel 99
  • Elektronenconfiguratie in linker onderhoek
  • Gemiddelde atoommassa in linker bovenhoek

Slide 18 - Tekstslide

Zouten
  • Zouten bestaan uit metaal-ionen en niet-metaal-ionen
  • NaCl (keukenzout of natriumchloride)
  • Een ion is een geladen atoom

Slide 19 - Tekstslide

Zouten
Metaal-ionen:
  • Edelgas configuratie, afstaan of opnemen
  • Metalen staan af
Voorbeeld Na: 
  • Na wordt Na+
  • En niet Na7-

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zouten
Niet-metaal-ionen:
  • Edelgas configuratie, afstaan of opnemen
  • Niet-metalen nemen op.
Voorbeeld Cl: 
  • Cl wordt Cl-
  • En niet Cl7+

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Uit je hoofd leren!
Opdracht:
Eigenlijst maken van ionen. 
H+,   Be2+,   N3-,   P3-,   Na+,   Ag+,   Al3+
Au+,   Au3+,   Ba2+,   Ca2+,   Cu2+,   Fe2+,   Fe3+,   Hg+,   Hg2+,   
K+,  Li+,   Mg2+,   Pb2+,   Pb4+,   Sn2+,   Sn4+,   
U3+,   U6+,   Zn2+,   Br,   Cl,   F,   I,   O2–,   S2–


Slide 24 - Tekstslide

Verhoudingsformules bij zouten
Natriumfosfide
(Na+) (P3-)
(Na+)3 (P3-), want 3+ -3 = 0
Na3P
Verhouding is dus 3 natrium-ionen met 1 fosfide-ion

Slide 25 - Tekstslide

Verhoudingsformules bij zouten
Aluminiumoxide
(Al3+) (O2-)
(Al3+)2 (O2-)3, want 2*3+ -2*3 = 0
Al2O3
Verhouding is dus 2 aluminium-ionen met 3 oxide-ionen

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de verhoudingsformule van ijzer(III)oxide?
A
Fe2O3
B
Fe3O2
C
FeO
D
Fe6O9

Slide 27 - Quizvraag

Weektaak
- Bestuderen Hoofdstuk 3, Voorkennis (blz 62)
- Maken opdracht 1 t/m 3 en 6 (blz 62)

- Bestuderen Hoofdstuk 3, Paragraaf 1 (blz 63 en 64)
- Maken opdracht 9, 11, 13, 15 en 16.

- Bestuderen Hoofdstuk 3, Paragraaf 2 (blz 65 en 66)
- Maken opdracht 17, 18, 21 en 25

Slide 28 - Tekstslide

Afsluiting
- Je kan de bouw van een atoom beschrijven met de woorden protonen, neutronen en elektronen.
- Je kan uitleggen wat het verschil is tussen een atoom en een ion.
- Je kan het verschil uitleggen tussen metalen, zouten en moleculaire stoffen.
- Je kent de lading van tenminste 28 enkelvoudige ionen uit je hoofd.
- Je kan de verhoudingsformule van een zout opstellen.

Slide 29 - Tekstslide