Klas 2V - Chapitre 2 - Herhaling

Aujourd'hui 
vendredi 13 décembre
  • Grammaire: les verbes op -ER.
  • Exercices 30, 31 p.84-87.
  • Werkwoordenspel
HUISWERK
  • Dessine ta chambre, ex. 29b
  • Fais la promotion d'une maison, ex. 33
Les objectifs: 
 je kunt de werkwoorden op -er gebruiken
- je kunt je kamer beschrijven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aujourd'hui 
vendredi 13 décembre
  • Grammaire: les verbes op -ER.
  • Exercices 30, 31 p.84-87.
  • Werkwoordenspel
HUISWERK
  • Dessine ta chambre, ex. 29b
  • Fais la promotion d'une maison, ex. 33
Les objectifs: 
 je kunt de werkwoorden op -er gebruiken
- je kunt je kamer beschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
Hoe vervoeg je de werkwoorden op -er ?

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
  • Stam: -er eraf halen

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
  • Stam: -er eraf halen
  • Uitgangen:
je 
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
  • Stam: -er eraf halen
  • Uitgangen:
je                      e
tu                      es
il / elle / on    e
n
ous                 ons
vous                 ezils / elles         ent

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
  • Stam: -er eraf halen
  • Uitgangen:
je                      e
tu                      es
il / elle / on    e
nous                 ons
vous                 ez
ils / elles         ent
Exemple: donner

je  donne
tu donnes
il / elle / on donne
nous donnons
vous donnez
ils / elles donnent

Slide 6 - Tekstslide

Een woord vervangen
Je kunt een onderwerp vervangen door il, elle, ils of elles

Slide 7 - Tekstslide

Een woord vervangen
Je kunt een onderwerp vervangen door il, elle, ils of elles

Bijvoorbeeld:
Paul est hollandais.                                          Il habite à Amsterdam.
La maison est belle.                                         Elle est très grande.
Mes parents sont sont gentils.                   Ils sont gentils.
Anne et Pauline habitent à Groningen.   Elles habitent dans un appartement

Slide 8 - Tekstslide

Ouvre le livre et fais les exercices 30c & 31c,d,e pag. 85-86

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden op - ER
Je ................... (danser)
A
dansons
B
dansez
C
dansent
D
danse

Slide 10 - Quizvraag

Welk werkwoord vervoeg je NIET als een regelmatig werkwoord op -er?
A
habiter
B
manger
C
être
D
regarder

Slide 11 - Quizvraag


Tu................... (parler)
A
parlons
B
parlez
C
parle
D
parles

Slide 12 - Quizvraag

Vous.............(habiter)
A
habites
B
habitez
C
habite
D
habitet

Slide 13 - Quizvraag

Marie et Louise............
A
parle avec ma soeur
B
achète un livre
C
mangent une glace
D
aides la maman

Slide 14 - Quizvraag

Mon frère..................
A
as un rendez-vous
B
écoute de la musique
C
travaillent chez Hema
D
habites à Paris

Slide 15 - Quizvraag

Mes grands-parents sont vieux
A
Elles sont vieux
B
Vous êtes vieux
C
Nous sommes vieux
D
Ils sont vieux

Slide 16 - Quizvraag

L'appartement de ma soeur est petit
A
Elle est petit
B
On est petit
C
Il est petit
D
Tu es petit

Slide 17 - Quizvraag

LES DEVOIRS 
Dessine=teken ta chambre, ex.29b p.83
Teken je kamer! Exercice 29b, p.83
Noteer zoveel mogelijk Franse woorden die je terug kunt vinden in de vocabulaire (minimaal 6).
Gebruik de volgende woorden om de plek aan te geven:
à gauche = links / à droite=rechts / à côté de= naast / 
sur=op / sous=onder / dans= in
Il y a= er is/er zijn

Slide 18 - Tekstslide

La promotion d'une maison
Exercice 33 p. 87
- schrijf een reclametekst over het huis, de kamers en de omgeving
Gebruik je phrases-clés en vocabulaire.
Let op de vervoeging van de werkwoorden de vormen van het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Décris ton voisin=buurman
Raconte:
naam, leeftijd, woonplaats
familie (naam, leeftijd, karakter)
huisdieren
huis
kamers
activiteiten met familie / in kamer

Gebruik de phrases-clés!

Slide 20 - Tekstslide