EU maatschappijleer

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Europese wetten staan boven de NL'se wetten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Soevereiniteit
  • Nederland is soeverein en bepaalt zelf onze wetten.
  • Niet alle problemen in de samenleving kun je in Nederland oplossen.

Slide 4 - Tekstslide

Supranationaal
De Europese Unie is een soort organisatie (staat) boven de andere staten. Een deel van de soevereiniteit hebben de staten dus afgestaan aan de Europese Unie (melkquotum).

Slide 5 - Tekstslide

Wat heeft de EU geregeld voor ons?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Wat hebben we aan de EU?


1) Open grenzen, vrij verkeer goederen en personen


2) De euro (geen verschillende wisselkoersen)



3) Bescherming van consumenten


4) Streekproducten beschermen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Europese Raad
Ook wel Eurotop genoemd. 

De 28 regeringsleiders van de lidstaten van de EU zitten hierin.
 
Zij bepalen de richting van de EU.

Wie zit hier namens Nederland in?

Slide 10 - Tekstslide

Europese Commissie


Het dagelijks bestuur en de uitvoerende macht van de Europese Unie. 


Bestaat uit 28 leden (één uit elk land). Iedere commissaris heeft een eigen beleidsterrein (milieu of vervoer).

Slide 11 - Tekstslide

Wie is de NL'se Eurocommissaris?
A
Neelie Kroes
B
Mark Rutte
C
Frans Timmermans
D
Emile Roemer

Slide 12 - Quizvraag

Europees Parlement
De volksvertegenwoordiging van alle Europese burgers. Ze worden elke 5 jaar gekozen met verkiezingen. 

Het Europees parlement bestaat in totaal uit 750 leden die mogen stemmen op alle voorstellen. Hoe groter het land, hoe meer leden in het parlement. 

Partijen uit verschillende landen die op elkaar lijken vormen samen een fractie (De Groenen, Liberalen).

Slide 13 - Tekstslide

Raad van de Europese Unie

Alle ministers van een bepaald onderwerp (milieu of vervoer) komen bij elkaar. Zij hebben wetgevende macht.



Gekwalificeerde meerderheid: meerderheid van de lidstaten moet voor zijn, met samen min. 65% van de inwoners.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Voordelen


  • Brengt welvaart
  • Één munteenheid
  • Open grenzen
  • Meer stabiliteit en democratie
  • Meer invloed in de wereld

Nadelen


  • Mensen voelen zich meer verbonden met hun land.
  • De EU is te ingewikkeld
  • Landen verliezen soevereiniteit
  • Te weinig democratisch

Slide 17 - Tekstslide

Cultuur in de EU

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Vertaal de zin en win een prijs!
o Europejczyk fagforening Existe da siebenundzwanzig tierra

Slide 22 - Tekstslide

In 1951 werd de EGKS opgericht. Deze werd in 1957 uitgebreid tot de EEG. Doel van de EGKS en de EEG was:
A
een gezamenlijk defensiebeleid
B
Vergroten van het democratische gehalte
C
Economische samenwerking
D
Als tegenmacht tegen de VN

Slide 23 - Quizvraag

Welk EU land hoort niet bij de Schengenzone?
A
Slovenië
B
Macedonië
C
Roemenië
D
België

Slide 24 - Quizvraag

Wie was de drijvende kracht achter de EGKS?
A
Robert Schuman
B
Konrad Adenauer
C
Winston Churchill
D
Charles de Gaulle

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de 'regering' (en daarmee ook het Dagelijks Bestuur) van de EU?
A
Europees Parlement
B
Europese Commissie
C
Raad van de Europese Unie
D
Europees Hof van Justitie

Slide 26 - Quizvraag

Is de Europese Unie (EU) een voorbeeld van centralisatie?
A
Ja, want de landen van de EU werken steeds meer samen.
B
Nee, want Europa is als heel lang één gebied.
C
Ja, want de landen mogen de EU niet verlaten.
D
Nee, want elk Europees land nog steeds een eigen regering.

Slide 27 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?

A
EGKS, EU, EG, EEG
B
EG, EU, EGKS, EEG
C
EGKS, EEG, EG, EU.
D
EGKS, euro, EU

Slide 28 - Quizvraag

Het gaat niet goed met de EU en er is dringend overleg nodig tussen de regeringsleiders. In welke instelling gebeurt dat?
A
Europese Raad
B
Europese Commissie
C
Europese Parlement
D
Raad van Europese Unie

Slide 29 - Quizvraag

Wie bepaalt de politieke agenda / beleid en de prioriteiten van de EU
A
Raad van de Europese Unie
B
Europese Commissie
C
Europees Parlement
D
Europese Raad

Slide 30 - Quizvraag

Kennismigranten van buiten de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 31 - Quizvraag

Welk orgaan is de volksvertegenwoordiging van de EU?
A
Europees Parlement
B
Europese Commissie
C
Raad van de Europese Unie / Raad van Ministers
D
Europese Raad

Slide 32 - Quizvraag

Op 1 januari 2002 werd de Euro ingevoerd.
In welke 3 van de 15 EU-lidstaten
gebeurde dat op dat moment NIET?
A
Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken
B
Zweden, Letland en Zwitserland
C
Polen, Groot-Brittannië en Zwitserland
D
Groot-Brittannië, Denemarken en Zwitserland

Slide 33 - Quizvraag