functiewoorden en hoofd en bijzin

lidwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Woordweb
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

lidwoorden

Slide 1 - Woordweb

voegwoorden

Slide 2 - Woordweb

voornaanwoorden

Slide 3 - Woordweb

voorzetsel

Slide 4 - Woordweb

Wat is een aannemer?
A
de directeur van een spaarbank
B
de eigenaar van een villawijk
C
de uitvoerder van een bouwproject
D
de voorzitter van een sportclub

Slide 5 - Quizvraag

wat is een obsessie ergens voor hebben
A
Je houd iets geheim
B
Je kunt aan niets anders denken
C
Je vergeet dat je iets hebt

Slide 6 - Quizvraag

welke 4 functiewoorden moeten we dit thema kennen?
A
lw, vw, vnw, zn
B
vnw, zn, lw, bn
C
lw, vw, vnw, vz
D
lw, vw, vnw, bw

Slide 7 - Quizvraag

De aannemer vertelt uitvoerig
wat is een ander woord voor uitvoerig
A
bijzonder
B
eenvoudig
C
uitbundig
D
uitgebreid

Slide 8 - Quizvraag

deze foto's geven een goed indruk van onze vakantie
wat is een ander woord voor:
de indruk?
A
de illusie
B
de impressie
C
de recencie
D
de visie

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitdrukking gebruik je als je iets leuks doet en het heel snel over is?
A
de tijd vliegt
B
de tijd zal het leren
C
een tijdje vooruit kunnen
D
het is de hoogste tijd

Slide 10 - Quizvraag

welke lidwoorden kennen we allemaal?

Slide 11 - Open vraag

welke woorden zijn hier het lw?

Ik eet de appel, want die is lekker.
A
de appel
B
de
C
ik, die
D
die is er niet

Slide 12 - Quizvraag

welke woorden zijn hier het vnw?

Ik eet de appel, want die is lekker.
A
ik
B
ik, die
C
want
D
die is er niet

Slide 13 - Quizvraag

welke woorden zijn hier het vw?

Ik eet de appel, want die is lekker.
A
ik, die
B
want
C
is
D
die is er niet

Slide 14 - Quizvraag

welke woorden zijn hier het vz?

Ik eet de appel, want die is lekker.
A
eet
B
is
C
want
D
die is er niet

Slide 15 - Quizvraag

wat is het verschil tussen een hoofd en bijzin?

Slide 16 - Tekstslide

Is de volgende zin een hoofd + bijzin?

Hoewel ik laat naar bed ging, ben ik vroeg opgestaan.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het dan wel?

Hoewel ik laat naar bed ging, ben ik vroeg opgestaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 18 - Quizvraag

Hoewel ik laat naar bed ging, ben ik vroeg opgestaan.
benoem het voegwoord:
A
ik
B
naar
C
hoewel
D
ben

Slide 19 - Quizvraag

Hoewel ik laat naar bed ging, ben ik vroeg opgestaan.
benoem alle lidwoorden
A
laat
B
ik, ik
C
hoewel
D
zijn er niet

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord in de volgende zin had ook met een hoofdletter gemoeten?

Jim kijkt door zijn telescoop naar de planeet Venus

Slide 21 - Open vraag

Welk woord(en) in de volgende zin had(den) ook met een hoofdletter gemoeten?

Ga je mee met pinksteren in friesland sterren kijken?

Slide 22 - Open vraag

De volgende zin is een hoofd + hoofdzin:

Ik probeerde te lezen, maar mijn ogen vielen steeds dicht.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

welk vaste voorzetsel hoort in deze zin?
Isa stond te luisteren ......... de vogels
A
met
B
tot
C
tegen
D
naar

Slide 24 - Quizvraag