Week 10: meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Week 10: meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Week 10: meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Tekstslide

MV (meewerkend voorwerp)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

BWB (bijwoordelijke bepaling)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

BWB = rest zinsdeel
De BWB is het antwoord op waarom?, waar?, wanneer?, hoe?, waar vandaan? etc.

Slide 12 - Tekstslide

Waar? --> BWB 
(Mijn jas hangt) aan een haakje.
(Het schilderij hangt) aan de muur.
(Het vakantiehuis lig) aan een meer.

(De auto staat) voor het huis.
(De kat zit) voor het raam.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
§11 Bijwoordelijke bepaling
Maak opdracht 2, 3 en 4 (blz.224-225).

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide