Intermediair: bij heterozygoot komen beide allelen tot uiting
Slide 5 - Tekstslide
DNA en genen
DNA
- De belangrijkste drager van erfelijke informatie
Chromosomen
- Bestaan uit lange strengen DNA
- Komen in paren voor (1 van vader, 1 van moeder)
Gen
- Stukje chromosoom dat informatie voor een erfelijke eigenschap bevat (bijvoorbeeld haarkleur)
Mutatie
- Verandering in erfelijk materiaal
- Goed, slecht of geen resultaat
Slide 6 - Tekstslide
Kruisingen
Slide 7 - Tekstslide
Kruisingen
Moedercel: de cel die gaat delen (altijd 46 chromosomen)
Dochtercel: de cellen die uit de moedercel ontstaan
Mitose
Vormen de nieuwe lichaamscellen
Belangrijk bij groei en herstel
Dochtercel hetzelfde als moedercel (46 chromosomen)
Meiose / reductiedeling
Vormen van nieuwe geslachtscellen
Het aantal chromosomen is gehalveerd, belangrijk bij voortplanting
De dochtercellen zijn verschillend van moedercel
Slide 8 - Tekstslide
Kruisingsschema
Slide 9 - Tekstslide
Selectie
Natuurlijke selectie
De natuur zelf selecteert op eigenschappen (bijvoorbeeld kleur vacht in de sneeuw
Kunstmatige selectie
Bepaalde (goede) eigenschappen worden geselecteerd bij de kruising (door de mens)
Bij het fokken van dieren of veredeling van planten
Slide 10 - Tekstslide
Evolutie
Mutatie
Een verandering in het erfelijke materiaal (toeval) kan leiden tot nieuwe eigenschappen
Isolatie
Een deel van een populatie raakt gescheiden en vormt een nieuwe populatie
Natuurlijke selectie
In elke populatie zijn variaties in eigenschappen. In een veranderende omgeving zijn andere eigenschappen belangrijker en krijgen succesvolle individuen meer nakomelingen
Variatie
Individuen van een populatie vertonen kleine verschillen, een deel van de verschillen is erfelijk
Slide 11 - Tekstslide
Evolutie
Slide 12 - Tekstslide
Om te onthouden
Mitose: het maken van nieuwe lichaamscellen
Meiose: het maken van nieuwe geslachtscellen
Van klein naar groot: gen --> chromosoom --> totaal erfelijk materiaal
Bij kruising: bedenk altijd eerst met wat voor kruising je te maken hebt (welke eigenschap is dominant/recessief, wat is het genotype van de ouders), werk dit uit in een kruisingsschema en kijk wat het genotype van de nakomelingen is.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.