Oefenvragen T5 Erfelijkheid en evolutie

T5 Erfelijkheid en evolutie
Dit zijn oefenvragen die je kunt gebruiken tijdens het leren voor de toets. De toets gaat over T5 basisstof 1 t/m 6
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

T5 Erfelijkheid en evolutie
Dit zijn oefenvragen die je kunt gebruiken tijdens het leren voor de toets. De toets gaat over T5 basisstof 1 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

DNA bestaat uit chromosomen
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de twee kan jezelf in je leven veranderen?
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 3 - Quizvraag

Is het genotype gelijk gebleven?
Is het fenotype gelijk gebleven?
Op de volgende dia kun je antwoord geven. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is gelijk gebleven?
(Gebruik de plaatjes op de vorige dia.)
A
het fenotype is gelijk gebleven
B
het genotype is gelijk gebleven

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een lichaamscel van de mens
A
32
B
23
C
46
D
48

Slide 6 - Quizvraag

Bevat een bevruchte eicel (van een mens) 23 chromosomen?
A
Nee
B
Ja

Slide 7 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde
van KLEIN naar GROOT:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 8 - Quizvraag

Zitten er in een zaadcel altijd dezelfde geslachtschromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Zitten er in een eicel altijd dezelfde geslachtschromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer spreek je van bevruchting?
A
als een man en vrouw seks hebben gehad
B
als de kern van de zaadcel is samengesmolten met de kern van de eicel
C
als de zaadcellen in de eileiders zijn gezwommen

Slide 11 - Quizvraag

Hoe krijg je variatie in genotype?
A
Ongeslachtelijke voortplanting
B
Evolutie
C
Geslachtelijke voorplanting
D
Natuurlijke selectie

Slide 12 - Quizvraag

Wat is mutatie?
A
Pokémon evolutie
B
Darwin
C
Genen die veranderen
D
Teenage mutant ninja turtles

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn mutagenen invloeden?
A
Sigarettenrook
B
chemische stoffen
C
UV-straling
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Het jonge dier heeft hetzelfde fenotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In de kern van een geslachtscel van een mens zitten 46 chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Genen kunnen aan of uit staan, staan ze uit dan maken ze geen eiwitten.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Op welk moment komt het genotype van een baby tot stand?
A
Op het moment van de vorming van de eicel.
B
Op het moment van de vorming van de zaadcel die de eicel bevrucht
C
Op het moment van de bevruchting van de eicel.
D
Op het moment van de geboorte van de baby.

Slide 19 - Quizvraag

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend. In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Het jonge dier hetzelfde genotype als het volwassen dier.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Een albino is een mutant.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Alle kinderen uit één gezin hebben hetzelfde DNA.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Bacteriën planten zich meestal niet geslachtelijk voort, maar door deling.
Bacteriën die uit één ouder ontstaan door deling, hebben hetzelfde genotype.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Welke cel(len) bevat(ten) 23 chromosomen?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.


A
een eicel
B
een darmcel
C
een zaadcel
D
een zenuwcel

Slide 24 - Quizvraag

Een cel van de nier heeft een celkern.
Hoeveel chromosomen komen voor in de kern van een niercel van een vrouw?
A
0
B
23
C
46
D
92

Slide 25 - Quizvraag

Hiernaast zie je een chromosomenportret. Heeft deze persoon het syndroom van Down?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
Beagle

Slide 27 - Quizvraag

Waarvan spreken we als het gaat om het sterkste dier overleeft?
A
Isolatie
B
Natuurlijke selectie
C
Kunstmatige selectie

Slide 28 - Quizvraag

Wat is isolatie?
A
Het goed warm houden van je huis
B
Door een verandering in omgeving afgezonderd woorden van je eigen soort
C
Afgezonderd worden door eigen keuze
D
Een nieuwe populatie beginnen

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie

Slide 30 - Quizvraag

Uit hoeveel cellen bestond het eerste leven?
A
meerdere cellen
B
een cel
C
4 cellen

Slide 31 - Quizvraag

De eerste gewervelde dieren die uit het water het land opkwamen waren kruisingen tussen .....?
A
vissen en zoogdieren
B
amfibieën en zoogdieren
C
vissen en amfibieën

Slide 32 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een skelet en versteende afdruk van een zee-egel. Is het skelet een fossiel? En zijn de versteende afdrukken fossielen?
A
alleen het skelet is een fossiel
B
alleen de versteende afdruk is een fossiel.
C
beide zijn fossielen
D
geen van beide zijn fossielen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de evolutietheorie?
A
de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen
B
Het ontstaan van de aarde volgens Darwin
C
Natuurlijke selectie volgens Darwin
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 34 - Quizvraag

Volgens de evolutietheorie begon het leven op aarde met......
A
Sterren en de zon
B
Waterplanten
C
De dinosaurussen
D
eenvoudige levensvormen zoals bacteriën

Slide 35 - Quizvraag

De eerste levensvormen leefden op het land.
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Elke celkern in de longen van een koe bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van die koe.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Straling is een mutagene invloed.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Thea en Nico doen de volgende beweringen over chromosomen.
Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’

Wie heeft, of wie hebben gelijk?

A
Alleen Nico.
B
Alleen Thea
C
Thea en Nico hebben beide gelijk
D
Thea en Nico hebben beide ongelijk

Slide 39 - Quizvraag

Het klein robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie.
De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.

Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein robertskruid?

A
8
B
16
C
32
D
64

Slide 40 - Quizvraag

Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep?
(klik op afbeelding voor groter versie)
A
Ongeveer 25 miljoen jaar geleden.
B
Ongeveer 35 miljoen jaar geleden.
C
Ongeveer 37 miljoen jaar geleden.
D
Ongeveer 43 miljoen jaar geleden.

Slide 41 - Quizvraag

Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant?

(klik op afbeelding voor groter versie)
A
Aan de apen van de nieuwe wereld.
B
Aan de apen van de oude wereld.
C
Aan de chimpansees.
D
Aan de gibbons.

Slide 42 - Quizvraag

klik op de afbeelding voor de vraag!

Slide 43 - Open vraag

Informatie voor de volgende 2 dia's.
In de afbeelding zie je twee stadia uit het leven van een bonenplant. In tekening 1 van afbeelding 1 is een jonge bonenplant getekend. In tekening 2 is dezelfde plant op een later tijdstip getekend. 

Slide 44 - Tekstslide

De plant van tekening 1 heeft .... hetzelfde genotype als de plant van tekening 2. (gebruik de informatie van de vorige dia)
A
wel
B
niet

Slide 45 - Quizvraag

Plant 1 en plant 2 hebben ... hetzelfde fenotype.
A
wel
B
niet

Slide 46 - Quizvraag

Kinderen met het syndroom van Edwards hebben trisomie 18.
Hoeveel chromosomen hebben zij per lichaamscel?
A
2
B
23
C
46
D
47

Slide 47 - Quizvraag