In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
TL H5.4 Financiën van de overheid /
KB/BB: Werken aan gpo
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat het verschil tussen de miljoenennota en rijksbegroting is.
Je weet wat een begrotingstekort en overschot is.
Je weet wat een staatschuld is en of het verstandig is om zo'n schuld te hebben.
Je weet wat de grootste kosten voor de Nederlandse overheid zijn
Je weet hoe de Nederlandse overheid aan zijn geld komt
Je weet het verschil tussen directe en indirecte belasting
Je weet hoe gemeentes aan geld komen.
Slide 2 - Tekstslide
Rijksbegroting en miljoenennota
De overheid krijgt heel veel geld binnen en geeft heel veel geld uit. Om overzicht te krijgen over wat de overheid verwacht uit te geven maakt de overheid een rijksbegroting en miljoenennota.
Een rijksbegroting is een overzicht waarin staat hoeveel geld de overheid verwacht te ontvangen en uit te geven.
Een miljoenennota is een toelichting op de rijksbegroting, waarin wordt vertelt welke keuzes zij hebben gemaakt
Slide 3 - Tekstslide
Wat is de grootste inkomstenbron van de Nederlandse overheid?
Slide 4 - Open vraag
2 soorten belasting
Directe belasting:
Dit is belasting die je gelijk aan de overheid betaalt. Voorbeelden van directe belastingen zijn:
Inkomstenbelasting
Winstbelasting
Indirecte belasting:
Dit is een belasting die je niet gelijk aan de overheid betaalt, maar in een prijs verwerkt zit:
Btw
Accijns
Toeristenbelasting
Slide 5 - Tekstslide
De grootste kosten voor de overheid zijn
Sociale voorzieningen (uitkeringen)
Zorg
Onderwijs
Slide 6 - Tekstslide
De overheid wil in 2025 meer geld uitgeven dan dat er binnen komt. Wat gebeurt er dan?
Slide 7 - Open vraag
Begrotingstekort
Dit betekent dat de overheid meer geld uitgeeft, dan dat de overheid krijgt
Dit heeft Nederland heel vaak gehad samen met veel andere Europese landen
Is een begrotingstekort verstandig?
Nee wanneer de overheidsschuld groeit moet de overheid meer rente betalen
Staatschuld:
Ook wel de overheidsschuld. De overheid heeft geld geleend bij haar burgers, banken of buitenland. Hier wordt natuurlijk rente over betaalt
Slide 8 - Tekstslide
Begrotingsoverschot
Dit betekent dat de overheid meer geld ontvangt dan dat de overheid uitgeeft
Dit is op dit moment niet meer het geval
Is een begrotingsoverschot verstandig?
Ja, want de schuld wordt lager en hierdoor betalen we minder rente
(Nee, want er blijft geld over wat had kunnen worden gebruikt om de economie beter te laten draaien waardoor er meer banen komen)
Slide 9 - Tekstslide
Hoe komt de gemeente aan geld?
Dit krijgen ze van het rijk/landelijke overheid
Dit krijgen ze door belasting te heffen aan hun burgers en bedrijven. Voorbeelden van deze belastingen zijn:
Onroerendzaakbelasting (ozb)
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Parkeerbelasting
Toeristenbelasting
Hondenbelasting
Slide 10 - Tekstslide
Van miljarden naar miljoenen:
1 miljard = 1.000 x 1 miljoen= dus 4 miljard is 4.000 miljoen.
Je kan ook gewoon 3 nullen toevoegen
Van miljoen naar miljard:
1 miljoen = 0,001 miljard (dus 1 (in miljoenen) :1000). Dus 300 miljoen is 0,3 miljard. (300:1000 = 0,3)
Je kan ook gewoon 3 nullen weghalen
Slide 11 - Tekstslide
Zelfstandig werken
TL: Maak opgave 3, 5, 6, 7, 8a, 8b, 8c van H5.4 (blz.150 t/m blz.153)