Peuterfase deel 1

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
OntwikkelingsfasenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je of waar denk
je aan bij peuters?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

1.1.1 Motoriek
Peuters zijn lichamelijk erg actief. Vooral de grove motoriek ontwikkelt zich snel. . In de beginfase van de peutertijd zet het kind zijn eerste stapjes. Al snel daarna leert hij goed lopen, huppelen en springen. Wat betreft de fijne motoriek leren peuters bijvoorbeeld tekenen en later knippen en plakken.

Peuters bewegen veel, waardoor het belangrijk is om ze goed in de gaten te houden. Zoals je in periode 1 hebt geleerd, is het aanleren van motorische vaardigheden voor een groot deel gebaseerd op rijpingsprocessen. Daar wordt een vraag over gesteld in Lesson up

Wat heeft ''rijp zijn'' te maken
met het aanleren van deze motorische vaardigheden

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Peuters zijn heel ondernemend en zien weinig gevaar. Dat is goed, want juist die nieuwsgierigheid zorgt ervoor dat de peuter zich ontwikkelt en elke dag nieuwe dingen leert. Doordat peuters weinig gevaar zien, moet je ze dus goed in de gaten houden, want voor je het weet gaat het mis. Let wel op dat je niet meer verbiedt dan nodig is. Als het kind steeds hoort ‘nee’ of ‘niet doen’, raakt hij geprikkeld en wordt hij vervelend. Ouders zijn vaak geneigd om hun kind tegen vallen te beschermen, maar het kan geen kwaad om de peuter te laten ervaren dat het vallen pijn kan doen. Zorg dat je zoveel mogelijk dingen die echt gevaar opleveren buiten het bereik houdt van de peuter. Door het kind te laten ontdekken, voorkom je dat het angstig wordt en niet meer zelf de wereld durft te ontdekken. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filmpje
Zindelijkheid

Slide 12 - Tekstslide

Jullie gaan een filmpje kijken over zindelijkheid. In de peuterfase worden de meeste kinderen zindelijk. Zindelijkheid betekent het kunnen ophouden van urine en ontlasting. Gemiddeld zijn kinderen zindelijk tussen de 2 en 3 jaar oud. Ook hierbij is het belangrijk dat je wacht totdat een kind hier rijp voor is. Een kind moet lichamelijk en geestelijk klaar zijn om dit te kunnen leren.

Hier hoort een opdracht uit de reader bij die we samen in Lesson Up gaan doen

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips over zindelijkheid

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Cognitieve ontwikkeling = verstand

Slide 19 - Tekstslide

Gemiddeld kent een kind van 1,5 jaar zo’n 20 tot 50 woorden. Vanaf ongeveer 2 jaar kan een kind zinnen maken die bestaan uit meerdere woorden. Eerst maakt een kind tweewoord zinnen zoals ‘pop stout’ of ‘ poes eten’. Na een tijdje kan een kind driewoord zinnen maken zoals ‘poes pijn nu’ of ‘ik nee eten’. Zodra een kind driewoord zinnen kan gebruiken gaat het heel snel met de taalontwikkeling. De taal van een peuter kan heel grappig zijn, omdat hij of zij zelf woorden bedenkt. Hij heeft het bijvoorbeeld over pappakip (haan). Een kind kan ook gaan begrijpen wat langere zinnen betekenen. ‘Eet je brood eens op’ kan een opdracht zijn die een peuter goed begrijpt. Peuters zijn ook heel nieuwsgierig, ze stellen daarom veel ‘waarom’-vragen. Het is belangrijk om peuters een taalrijke omgeving aan te bieden. 

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je de taal van een peuter stimuleren?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Dit kan je doen door hardop te vertellen wat er gebeurt. Ook interactief voorlezen draagt bij aan de taalontwikkeling van jonge kinderen.

Slide 23 - Tekstslide

1.2.2 Exploratiedrang
Zodra een kind leert kruipen, wil hij de wereld ontdekken. Dit noem je exploratiedrang. Exploratiedrang is een positieve ontwikkeling. Een kind moet bijvoorbeeld leren dat je met een pen kunt schrijven, dat water heet en koud kan zijn. Een kind leert dat dingen een naam hebben. Een kind leert dat dingen eigenschappen hebben (koud, warm, groot, klein). Ook leert het dat iets in, op, boven, onder, naast of tussen kan worden geplaatst. 

Een veilige hechting is een belangrijke voorwaarde voor een kind om te durven exploreren. Als een peuter zich veilig voelt, durft hij zijn opvoeders los te laten en zelf op ontdekking te gaan.

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Een peuter heeft drie manieren van denken: concreet, magisch en animistisch. Aan de hand van voorbeelden zullen deze denkvormen besproken worden:
-

Slide 27 - Tekstslide

 Concreet denken: het denken van een peuter richt zich op wat tastbaar is. De peuter denkt aan de voorwerpen die het kan zien en waar hij iets mee kan doen. 

Slide 28 - Tekstslide

- Magisch denken: een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie (wat echt is of wat niet). Hierdoor gaan peuters soms zelf verklaringen bedenken voor bepaalde dingen. Bijvoorbeeld dat de zon slaapt als ze de maan kunnen zien. Als gevolg van die fantasie hebben peuters ook vaak angsten. Zo zijn ze bijvoorbeeld bang dat ze door de wc worden opgeslokt of dat er monsters onder het bed zitten. 

Slide 29 - Tekstslide

- Animistisch denken: dit betekent dat de peuter levenloze dingen menselijke eigenschappen geeft. Een peuter kan bijvoorbeeld zeggen ‘mijn pop moet mee, want anders wordt die verdrietig’. Of als hij tegen een stoel aanloopt ‘de stoel is stout’. Hij heeft nog geen inzicht in oorzaak en gevolg. Hij heeft nog niet door dat het komt omdat hij er tegen aan stoot. 
Als ik mijn speelgoed niet zie, heb ik het niet
pop is verdrietig
Ik word door het doucheputje gespoeld
Animistisch denken
Concreet
denken
Magisch Denken

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Angsten
  • Komt door het magische denken (monster onder het bed)
  • Nog geen verschil kunnen zien tussen wat echt is en wat niet
  • Begrijpt veel dingen nog niet
  • Peuter angsten serieus nemen, 
    geen grapjes over maken, nietuitlachen
  • Geruststellen en uitleggen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
(samen)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar komt de angst van Jesse vandaan?
A
animistisch denken
B
concreet denken
C
magisch denken

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je omgaan met de angst van Jesse? Wat zou je moeder adviseren?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de leeftijd van een peuter?
A
1 - 2 jaar
B
1,5 - 3 jaar
C
1,5 - 4 jaar
D
2 - 5 jaar

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat magisch denken is

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Exploratiedrang betekent de behoefte van de peuter om de wereld te ontdekken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je deze les geleerd,
noem 2 dingen

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies