1.4 en 1.5, pv/ww/ond/werkwoordsvormen

Lesdoelen
Je kan de pv en het onderwerp vinden in een zin. 
Je kan uitleggen wat een wwg is. 
Je kan de werkwoorden uit de zin benoemen.  
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Je kan de pv en het onderwerp vinden in een zin. 
Je kan uitleggen wat een wwg is. 
Je kan de werkwoorden uit de zin benoemen.  

Slide 1 - Tekstslide

Hoe kon je ook alweer de pv vinden in een zin?

Slide 2 - Open vraag

WWG (herhaling)
Het werkwoordelijk gezegde:
ALLE WERKWOORDEN IN EEN IN ACHTER ELKAAR

voorbeeld:
Mijn moeder heeft een lekkere taart gebakken
wwg: heeft gebakken

Slide 3 - Tekstslide

Morgen rond deze tijd zitten wij op de fiets.
wwg =

Slide 4 - Open vraag

De automonteur heeft de auto gemaakt.
wwg =

Slide 5 - Open vraag

Ik vergat mijn boekverslag in te leveren.

Slide 6 - Open vraag

OND (herhaling) 
Om het onderwerp te vinden stel je de vraag:
'wie/wat + wwg' 

Mijn moeder heeft een lekkere taart gebakken.
wwg = heeft gebakken
wie heeft gebakken? > mijn moeder.
ond = mijn moeder. 

Slide 7 - Tekstslide

Ik fiets elke dag naar mijn werk.
ond =

Slide 8 - Open vraag

Die boeken liggen al een een half jaar op de kast.
ond =

Slide 9 - Open vraag

Hoe hoog is die berg?
ond =

Slide 10 - Open vraag

onthoud:
Als de persoonsvorm ENKELVOUD is, dan is het onderwerp dat ook.
Als een persoonsvorm MEERVOUD is, dan is het onderwerp dat ook. 

Slide 11 - Tekstslide

werkwoordsvormen:
1) PV (persoonsvorm)
2) hww (hele werkwoord)
3) vdw (voltooid deelwoord)

Slide 12 - Tekstslide

Manuela lakt haar nagels.
'lakt' is hier de PV. Je kunt lakt in tt of vt schrijven. 
Manuela zal haar teennagels lakken. 
'lakken' is het hele werkwoord. Zo staat het in het woordenboek. Je kan er 'wij' voor zetten
Manuela heeft net haar teennagels gelakt
'gelakt' is een voltooid deelwoord. Een van de werkwoorden 'hebben, worden of zijn' staan ook in de zin. 

Slide 13 - Tekstslide

Mijn moeder heeft het boek gelezen.
gelezen =
A
pv
B
heel ww
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Mijn vader doet de afwas.

doet =
A
pv
B
heel ww
C
vdw

Slide 15 - Quizvraag

Wij zijn verliefd op elkaar.

zijn
A
pv
B
heel ww
C
vdw

Slide 16 - Quizvraag

huiswerk
Maak opdracht 4-5-7-8-9
blz 20 tm 23

Slide 17 - Tekstslide