Vragers & Aanbieders Hoofdstuk 3 (6)

Hoofdstuk 3 (6)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 (6)

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Leerdoelen 
  • Bespreken opdrachten 3.9 t/m 3.18

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent het begrip consumentensurplus en producentensurplus en je kunt het surplus berekenen.
  • Je kunt het verschil aangegeven tussen een vraagfunctie en een aanbodfunctie.
  • Je weet wanneer er een positief verband en wanneer er een negatief verband is bij functies.
  • Je kunt de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid berekenen.


Slide 3 - Tekstslide

Bespreken
Opdracht 3.9 t/m 3.18
(blz. 39 t/m 45)

< 3.16>

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 3.16






Vliegroute: Qv = -0,5P + 80    &    Qa = P - 40 (met Q x 1.000)

a. Teken de vraag en -aanbodlijn geef de evenwichtsprijs en -hoeveelheid op de assen aan.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 3.16
Vliegroute: Qv = -0,5P + 80    &    Qa = P - 40 (met Q x 1.000)


b. Bereken de evenwichtsprijs.
  • Qv  = Qa => -0,5P + 80 = P - 40 => -1,5P = -120 => P = € 80
c. Bereken de bijbehorende marktafzet en -omzet.
  • marktafzet = Qv (P = € 80) = (-0,5 x € 80 + 80 ) x 1.000 = 40.000  tickets
  • marktomzet = p x q = € 80 x 40.000 = € 3.200.000
d. Arceer het producentensurplus.
e. Arceer het consumentensurplus

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 3.16 (vervolg)
f. De overheid besluit een belastingheffing van € 6 per ticket,
    hoe verschuift de aanbodlijn?
  • de aanbodlijn verschuift naar links (boven), minder aanbod bij dezelfde prijs

  • Toelichting: Omdat de kosten per product toenemen, neemt de winstmarge (per product) af en zal het aanbod bij elke prijs / dezelfde prijs / zonder prijsverandering minder worden. De aanbodlijn verschuift daardoor naar links.

g. Door de heffing verandert de aanbodlijn in Qa = P - 46. Bereken de nieuwe evenwichtsprijs.
  • Qv = Qa => -0,5P + 80 = P - 46 => -1,5P = -126 => P = € 84

Slide 9 - Tekstslide

Opgave 3.16 (vervolg)


h. Bereken het aantal tickets dat bij de nieuwe prijs wordt gevraagd en aangeboden.
  • Qv (P = € 84) = (-0,5 x € 84 + 80 ) x 1.000 = 38.000 tickets

i. Bereken de opbrengst voor de overheid.
  • Opbrengst overheid = € 6 x 38.000 = € 228.000 

j. Bereken hoeveel procent van de heffing is doorberekend aan de consument.
  • De prijs is gestegen van € 80 naar € 84, de heffing is € 6, dus 4/6 × 100% = 66,7%

Slide 10 - Tekstslide

Opgave 3.16 (vervolg)

k. Wordt het totale surplus groter of kleiner door de heffing?
  • Het totale surplus wordt kleiner.
  • Als de aanbodlijn naar links (boven) verschuift, wordt zowel de driehoek van het consumentensurplus als de driehoek van het producentensurplus kleiner.

Wordt de totale welvaart groter of kleiner?
  • Dat is de vraag hoe goed de overheid de heffing weer besteedt in de economie.

Slide 11 - Tekstslide