Als twee woorden samen één woord vormen (een samenstelling), schrijven we er soms '-e' of '-en' tussen.
We schrijven '-en' als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud heeft op '-en',
maar geen meervoud op '-es'.
bijv. koek - pan = koekenpan.
bijv. banaan - boom = bananenboom
In andere gevallen schrijven we '-e'.
Voorbeelden met -e als tussenklank: aspergesoep, bagagewagen