toets thema 1 Verbranding en ademhaling 2 vmbo-bk BVJ MAX 22/23 IK

Toets thema 1 Verbranding en ademhaling
2 vmbo-BK
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets thema 1 Verbranding en ademhaling
2 vmbo-BK

Slide 1 - Tekstslide

Kies  uit ‘ja’ of  ‘nee’

Slide 2 - Tekstslide

Is voor verbranding koolstofdioxide nodig?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Is verbranding mogelijk zonder zuurstof?
A
nee
B
ja

Slide 4 - Quizvraag

Kun je koolstofdioxide aantonen met helder kraanwater?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Adem je meer zuurstof uit dan je inademt?
A
nee
B
ja

Slide 6 - Quizvraag

Laura loopt op een mooie winterdag in het bos. Er ontstaan steeds wolkjes rond haar mond. Dat zie je in afbeelding 1. Hierover gaan de vragen 5 en 6.

Slide 7 - Tekstslide

Ontstaan de wolkjes als Laura inademt?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Bevat de lucht die Laura uitademt meer koolstofdioxide dan de lucht die Laura inademt?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Vindt verbranding alleen in je spieren plaats?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Gaat koolstofdioxide van het bloed naar de lucht in de longblaasjes?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Bevat frisse lucht veel zuurstof en weinig koolstofdioxide?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Is de slokdarm een deel van het ademhalingsstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quizvraag

Houden de neusharen stofdeeltjes tegen?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Is de binnenkant van de bronchiën bekleed met slijmvlies?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Bij scheikunde heeft de vorige klas een proefje met zwavel gedaan. Het lokaal stinkt nu naar rotte eieren. Karel heeft daar nu les. Daarom ademt Karel door zijn mond.

Slide 16 - Tekstslide

Kan Karels reukzintuig nu nog voor gevaarlijke stoffen in de lucht waarschuwen?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Hoesten rokers meer doordat teer de trilharen beschadigt?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Kan waterdamp gemakkelijk door de wanden van de longhaarvaten heen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Is smog luchtvervuiling met veel koolstofdioxide?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Meerkeuzevragen

Slide 21 - Tekstslide

In je lichaam vindt verbranding plaats. Dit is nodig om je lichaam goed te laten werken. Wanneer je je meer inspant, moet je lichaam harder werken.

Wat gebeurt er bij verbranding in je lichaam?
A
Er wordt brandstof gebruikt om beweging te krijgen.
B
Er wordt warmte gebruikt om energie te krijgen.
C
Er wordt energie gebruikt om brandstoffen te krijgen

Slide 22 - Quizvraag

Wanneer kan er veel koolstofdioxide in een vol klaslokaal komen?
A
Als er te weinig geventileerd wordt.
B
Als er veel fijnstof in de lucht zit.
C
Als het buiten warm is.

Slide 23 - Quizvraag

Welke stof is een indicator voor koolstofdioxide?
A
helder kalkwater
B
gekookt water
C
zuurstof

Slide 24 - Quizvraag

Een meisje ademt uit tegen een ruit, hierbij beslaat de ruit.
Waardoor beslaat de ruit?

A
Doordat uitgeademde lucht viezer is.
B
Door koolstofdioxide in de uitgeademde lucht.
C
Door waterdamp in de uitgeademde lucht.

Slide 25 - Quizvraag

                                                                In de afbeelding  zie je een tekening vanhet
                                       ademhalingsstelsel.
                                                                         

Slide 26 - Tekstslide

Door welk deel gaat zuurstof bij neusademhaling?
A
Alleen door deel 1.
B
Alleen door deel 2
C
Zowel door deel 1 als door deel 2.

Slide 27 - Quizvraag

Marie fietst rustig naar school.
Haar klasgenootje Pieter ziet haar fietsen en denkt: nu moet ik opschieten.
Hij rent naar de keuken om zijn lunchpakket te pakken en vervolgens naar de schuur om zijn fiets te pakken en snel naar school te fietsen.
Terwijl Pieter hard aan het fietsen is, komt Stefan met zijn moeder in de auto voorbij.

Slide 28 - Tekstslide

Bij wie vindt de meeste verbranding plaats?
A
Marie
B
Pieter
C
Stefan

Slide 29 - Quizvraag

In afbeelding 4 is een doorsnede van hoofd en hals schematisch getekend.
    Vier pijlen zijn genummerd. .

 

Slide 30 - Tekstslide

Welke weg wordt door pijl 3 weergegeven?
A
De weg die lucht aflegt bij het inademen.
B
De weg die het voedsel aflegt bij het slikken
C
De weg die het voedsel aflegt bij het verslikken

Slide 31 - Quizvraag

Open vragen

Slide 32 - Tekstslide

Vul de juiste woorden op de goede plek in.
Kies uit: energie – glucose – koolstofdioxide (2x) – longen – verbranding – voedsel – zuurstof
Een belangrijke brandstof voor je lichaam is ...1…
Je spieren hebben …2… nodig om te bewegen.
In alle cellen van je lichaam vindt …3… plaats.
Bij de verbranding in je lichaam ontstaat …4… en water.
Je longen geven de …5… af aan de lucht.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf de namen van de organen bij het juiste nummer.

Slide 35 - Open vraag

Ingeademde lucht heeft een andere samenstelling dan uitgeademde lucht.

   Welke verschillen zijn er tussen ingeademde en uitgeademde lucht?
    schrijf de goede antwoorden op

Slide 36 - Tekstslide

1 Uitgeademde lucht bevat meer / minder zuurstof dan ingeademde lucht.
2 Uitgeademde lucht bevat meer / minder koolstofdioxide dan ingeademde lucht.
3 Uitgeademde lucht bevat meer / minder waterdamp dan ingeademde lucht.

Slide 37 - Open vraag

Einde toets thema 1

Slide 38 - Tekstslide