H8 verzoekschriftprocedure

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
Aan einde van de les kan je:
  • het karakter van de verzoekschriftprocedure omschrijven
  • de procespartijen beschrijven
  • de regels voor absolute en relatieve competentie toepassen in de verzoekschriftprocedure

Slide 2 - Tekstslide

wat weet je van een verzoekschriftprocedure?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

verzoekschriftprocedure in eerste aanleg

vanaf => art. 261 Rv

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

rechtspraak

verzoekschriftprocedure => oneigenlijke rechtspraak

dagvaardingsprocedure => eigenlijke rechtspraak  

Slide 8 - Tekstslide

hoe weet je of de procedure start met een verzoekschrift of dagvaarding?
A
dat kan je niet weten: je moet gokken
B
het staat in de wet
C
de partij die de procedure start, mag kiezen

Slide 9 - Quizvraag

dagvaarding of verzoekschrift? 

art. 261 lid 2 Rv: "met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit"

Slide 10 - Tekstslide

maar hoe werkt het dan?

je leest het in de wettekst

dagvaardingsprocedure => "vorderen"  "eis"  of  "vonnis

verzoekschriftprocedure => "verzoek"  "verzoekschrift" "beschikking

Slide 11 - Tekstslide

dagvaarding of verzoekschrift?
zoek op:
art. 1: 227 lid 1 BW
art. 7: 671b BW
art. 7: 272 lid 2 BW
art. 1: 379 BW
art. 3: 51 lid 2 BW

Slide 12 - Tekstslide

dagvaarding of verzoekschrift?

art. 1: 227 lid 1 BW: adoptie "op verzoek van" => verzoekschrift



Slide 13 - Tekstslide

dagvaarding of verzoekschrift?


art. 7: 671b BW: arbeidsov."op verzoek van werkgever" => verzoekschrift

Slide 14 - Tekstslide

dagvaarding of verzoekschrift?

art. 7: 272 lid 2 BW: huur "vorderen" => dagvaarding


art. 1: 379 BW: curatele "kan worden verzocht" => verzoekschrift


art. 3: 51 lid 2 BW: rechtshandeling "een rechtsvordering" => dagvaarding

Slide 15 - Tekstslide

hoeveel partijen zijn er in een verzoekschriftprocedure?
A
1 partij: verzoeker
B
2 partijen: verzoeker en verweerder
C
dat hangt onder andere af van het soort procedure

Slide 16 - Quizvraag

wat is een belanghebbende?

Slide 17 - Woordweb

belanghebbende = direct betrokkene
voorbeeld => Dirk is 10 jaar
beide ouders overlijden => wie gaat voor Dirk zorgen? 

belanghebbende => directe familie zoals meerderjarige zus,  opa, oma, tante, oom 

Slide 18 - Tekstslide

relatieve competentie bij verzoekschriftprocedure

Boom, hoofdstuk 8
opdracht 5 (online!)

Ben je klaar? Ga dan door met opdracht 7 + 8

Slide 19 - Tekstslide

waar of niet waar?

In een verzoekschriftprocedure is altijd de rechtbank absoluut bevoegd
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

waar of niet waar
A
een belanghebbende is geen partij in de procedure
B
een belanghebbende is wel partij in de procedure

Slide 21 - Quizvraag

zo gaat verzoekschrift procedure  => zet in de juiste volgorde
verzoekschrift
beschikking
mondelinge behandeling
verweerschrift

Slide 22 - Sleepvraag

waar of niet waar?

in een verzoekschriftprocedure kan de verweerder een tegenverzoek doen
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

zet in de juiste volgorde
verzoekschrift
verweerschrift tevens zelfstandig verzoek
beschikking
veweerschrift op zelfstandig verzoek
mondelinge behandeling

Slide 24 - Sleepvraag

welke stelling is juist?
in de verzoekschriftprocedure en in de dagvaardingprocedure gelden
A
dezelfde regels voor absolute competentie
B
dezelfde regels voor relatieve competentie
C
niet dezelfde regels voor absolute competentie
D

Slide 25 - Quizvraag

waar of niet waar?

In een verzoekschriftprocedure geldt het beginsel van hoor- en wederhoor niet
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quizvraag

leerdoelen
Aan einde van de les kan je:
  • het karakter van de verzoekschriftprocedure omschrijven
  • de procespartijen beschrijven
  • de regels voor absolute en relatieve competentie toepassen in de verzoekschriftprocedure

Slide 27 - Tekstslide