1.1 deel 3

1.1 Deel 1
Steden en burgers in de lage Landen
1.1 Opbloei van handel en nijverheid in Vlaanderen

Lees eerst: 
les 3
'Sociale groepen t/m De Guldensporenslag'

timer
7:30
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.1 Deel 1
Steden en burgers in de lage Landen
1.1 Opbloei van handel en nijverheid in Vlaanderen

Lees eerst: 
les 3
'Sociale groepen t/m De Guldensporenslag'

timer
7:30

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Blij met de stad!
  • De stad was nog altijd afhankelijk van de heren van wie het gebied was. Alle inwoners van een graafschap moesten gehoorzaam zijn aan de heer. Ook de inwoners van steden, maar die wilden liever eigen baas zijn (privileges)
  • De heer vond een machtige en rijke stad helemaal niet erg: al die rijkdom!

  • De inwoners van de stad en heer maken afspraken, vastgelegd in stadsrechten
De stad Dordrecht kreeg in 1220 stadsrechten van graaf Willem I van Holland. Daarmee is het één van de oudste steden van Nederland

Slide 3 - Tekstslide

Bonum Commune
'Het gevoel van stadsgemeenschap, waarin men opkomt voor de belangen en rechten van de stedelingen'

  1. Juridische bescherming van de vrijheid van inwoners.
  2. Rechtszekerheid van handel en nijverheid (gilden)
  3. Bescherming van de stad
  4. Vergroting van de invloed op rechtspraak
  5. Handhaving van orde en rust

  • Inwoners moesten jaarlijks grondbelasting aan de graaf van Vlaanderen betalen. Dit kochten zij gemeenschappelijk af.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit op welke manier 'bonum commune' de sociale, economische of politieke positie van Atrecht versterkte

(Kies er één en leg deze uit)

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Even zelf nadenken:
Wie is wie in de stad? 
Poorters / aspirant poorters / lakennijverheid / kooplieden / edellieden / patriciërs / ambachtslieden / het gemeen / schout en schepenen /  schutters / geestelijken / dagloners / gilden
1. Zoek uit wie deze mensen / beroepen zijn.
2. Maak een sociale piramide (wie staat bovenaan de maatschappelijke ladder? en wie onderaan?)

Slide 7 - Tekstslide

Ambachten: werk waarbij je iets met je handen maakt.

Slide 8 - Tekstslide

Gilde
Gilde: Vereniging van ambachten
Ambachten: werk waarbij je iets met je handen maakt.
Mensen met hetzelfde beroep waren lid van hun eigen Gilde

Voorbeelden Gilde:
  • Schoenmaker en meubelmaker
  • Slager en bakker

Slide 9 - Tekstslide

Lid worden Gilde
Een beroep kon je leren bij een vakmeester. 
Leerlingen kregen daarvoor geen loon. Je werd betaald in kennis 
 
 1. Leerling     2. Gezel      3. Meester 
  
Om meester te worden moest je een meesterproef doen

Slide 10 - Tekstslide

Voordelen Gilde
Mensen met hetzelfde beroep waren lid van hun eigen gilde. 
Gilde hielp bij: 
  • Ziekte 
  • Overlijden. 

Sturen van hulp en het betalen van de Weduwe. Gilde controleren ook de kwaliteit van de producten en de prijs 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wie is de baas?
  • De schout is de plaatsvervanger van de heer in de stad bij de rechtspraak
  • Samen met de schepenen bepaalde hij de straf.
  • Ze kregen advies van een raad (vroedschap).

  • Daarin zaten leden van de burgerij.
  • De burgemeester (soms meer dan één) was de baas van de raad.

  • Schout, schepenen en burgemeester(s) heten ook wel: magistraten

Slide 13 - Tekstslide


Straffen in de Middeleeuwen
  • Zeker: lijfstraffen en doodstraffen kwamen voor...
  • ...maar de meeste straffen waren geldboetes!
  • Die leverden meer op en kostten minder geld: een beul moet je als stad namelijk ook gewoon betalen!

Slide 14 - Tekstslide

Klik op de hotspots en sleep de straffen en de gezegden naar de juiste plek in de afbeelding.
Een gruwelijk goede opdracht!
Hand afhakken
Geselen
Ogen uitsteken
In het water gooien
Ophangen
Op de brandstapel
Onthoofden
"Iemand de ogen uitsteken."
"Hij voelt zich geradbraakt."
"Ik maak hem een kopje kleiner."
" Zij werd op de pijnbank gelegd."
"Ze legden hem het vuur aan de schenen."
"Dat doet hem de das om."

Slide 15 - Sleepvraag


De schout is de plaatsvervanger van de ... in de stad
A
Burgemeester
B
Heer
C
Rechter
D
Politie

Slide 16 - Quizvraag


De schout, schepenen en burgemeester noem je ook wel ...
A
Magistraten
B
Heren
C
Rechters
D
Gemeenteraad

Slide 17 - Quizvraag


Stadsrechten: welke zin klopt niet?
A
Recht om stadsmuren te bouwen
B
Recht op vrijstelling van belasting bij de heer
C
Recht om markten te organiseren
D
Recht op zelfbestuur

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de goede tijdsvolgorde van boven naar beneden.
Je bent meester en mag zelfstandig aan het werk
Je wordt poorter (officieel burger) van de stad Dordrecht
Je gaat als leerling bij een meester aan het werk
Je legt een meesterproef af
Je wordt gezel 

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Spanning Patriciërs vs het gemeen
oorzaken
  • Patriciërs krijgen steeds meer macht in stadsbestuur 
  • Werkomstandigheden van de ambachtslieden verslechteren
  • Slechte werkomstandigheden dagloners terwijl ze hier geen invloed op kunnen uitoefenen via gilden

De belangen van de inwoners van deze steden lopen steeds verder uiteen. Dat kunnen de ambachtslieden niet laten gebeuren. Ze worden daarbij gesteund door de graaf van Vlaanderen. 
patriciërs leenden geld aan de adel buiten de stad, in ruil hiervoor kregen ze steeds meer macht in het stadsbestuur

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Guldensporenslag
1302

Vlaanderen is officieel onderdeel van Frankrijk, maar Vlaanderen stelt zich onafhankelijk op. 
Vlaanderen heeft hechte banden met Engeland (wol om laken van te maken!), terwijl Engeland de aartsvijand van Frankrijk is
Franse koning wil meer macht in Vlaanderen
Dus: Franse koning vs Graaf van Vlaanderen en daarmee 
patriciërs vs ambachtslieden en boeren

Slide 26 - Tekstslide

Guldensporenslag
1302
Er volgt een grote veldslag tussen het ridderleger van de Franse koning en het leger van de Vlaamse graaf, de Guldensporenslag
De Vlamingen verslaan de Franse ridders, waarbij bijna alle ridders omkomen.

Op het slagveld verzamelden de Vlamingen hierna ongeveer vijfhonderd gulden riddersporen. De Guldensporenslag dankt hieraan zijn naam. De sporen werden opgehangen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Kortrijk.

Slide 27 - Tekstslide

Guldensporenslag
1302

Conclusie:
De stedelijke burgers waren opgewassen tegen de patriciërs en de feodale heer (de Franse koning)

De macht van de steden groeide
Links de ridders herkenbaar aan het paard en het wapenschild.  Het paard hoorde bij de Franse koning, want hij droeg het koninklijk blauw met de gouden lelies.
De stedelingen staan rechts, zij vechten zonder paard

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

De strijd tegen de Fransen had oorspronkelijk een economisch motief, maar kreeg naar verloop van tijd een politiek motief. Licht die verschuiving toe.

Slide 30 - Open vraag

Geef aan welk beeld van de Vlamingen en de Fransen uit deze bron naar voren komt.

Slide 31 - Open vraag

Geef aan welk beeld van de Vlamingen en de Fransen uit deze bron naar voren komt.

Slide 32 - Open vraag

Puzzelen
In de tabel op de volgende dia zitten drie combinaties van vier woorden verborgen.
Zoek de drie combinaties en leg bij elke combinatie van vier woorden wat de samenhang is tussen de woorden.

Slide 33 - Tekstslide

Stadsrechten 
ontginningen 
landbouwoverschot
gemeen 
patriciërs 
Franse koning
poorters 
feodale leger
ambacht
handel 
gilden 
veldslag

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld van een juist antwoord:
Herleving agrarisch-urbane samenleving: ontginnen, surplus landbouw, ambacht, handel.
Opkomst stedelijke burgerij: Stadsrechten, gilden, patriciërs, poorters
Guldensporenslag: gemeen, feodale leger, Franse koning, veldslag
ontginningen 
landbouwoverschot
gemeen 
patriciërs 
Franse koning
poorters 
feodale leger
ambacht
handel 
gilden 
veldslag

Slide 35 - Tekstslide

Verboden te zeggen
Wat gaan we doen?
  • Je werkt samen met je buurman/buurvrouw.
  • Een van jullie gaat met rug naar scherm zitten.
  • De ander krijgt een begrip te zien.
  • Dat begrip ga je omschrijven.
  • Maar je mag daarvoor het begrip zelf en de woorden die eronder staan niet gebruiken. Ook geen ‘delen’ daaruit.
  • Hoe snel weet je buurman/buurvrouw het begrip te vinden?

Slide 36 - Tekstslide

Klaar?
1 persoon draait zich om
andere persoon leest heel goed het begrip en de verboden woorden, deze woorden mag je NIET gebruiken. Ook geen delen van woorden!

Slide 37 - Tekstslide

patriciërs 
verboden te zeggen
  • handelaren
  • rijk
  • adel
  • stadsbestuur 
  • macht
timer
2:00

Slide 38 - Tekstslide

Patriciërs
verboden te zeggen
  • handelaren
  • rijk
  • adel
  • stadsbestuur 
  • macht
  • het gemeen
Deel van de stedelijke bevolking met veel bezittingen, ze hebben de leiding in bijvoorbeeld Brugge en Gent

Slide 39 - Tekstslide

Het Gemeen
verboden te zeggen
  • patriciërs
  • ambachtslieden
  • stad 
  • geen macht 
timer
2:00

Slide 40 - Tekstslide

Het Gemeen
verboden te zeggen
  • patriciërs
  • ambachtslieden
  • stad
  • geen macht
  • stadsbestuur
deel van de Vlaamse bevolking die niet op het platteland woont 
Dit deel van de bevolking wordt gesteund door de Vlaamse graaf en keert zich tegen de bovenste laag van de bevolking

Slide 41 - Tekstslide

monetaire economie
verboden te zeggen:

  • munten
  • geld 
  • ruilmiddel
  • landbouwoverschot
  • handel
timer
2:00

Slide 42 - Tekstslide

monetaire economie
verboden te zeggen:
  • munten
  • geld
  • ruilmiddel
  • betaling
  • landbouwoverschot
  • handel
in de tweede helft van de middeleeuwen verbetert de landbouw met als gevolg een landbouwsurplus.
Dit surplus zorgt ervoor dat er een einde komt aan de autarkische economie van de vroege middeleeuwen en dat er een nieuwe economie ontstaat

Slide 43 - Tekstslide

Wisselbrieven
verboden te zeggen:
  • monetaire economie
  • internationale handel
  • betaling
  • reizen

Slide 44 - Tekstslide

Wisselbrieven
verboden te zeggen:

  • monetaire economie
  • internationale handel
  • betaling
  • reizen
  • papier
  • geld
Schriftelijk bewijs dat recht geeft op een tegoed (hetzij handelswaar, hetzij een  betalingsmiddel)

Slide 45 - Tekstslide