Futur simple

F U T U R   S I M P L E
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

F U T U R   S I M P L E

Slide 1 - Tekstslide

Hoe maak je de FUTUR SIMPLE?

Slide 2 - Woordweb


Waar zet je de uitgangen achter?

Slide 3 - Open vraag

COMBINEZ
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
ons
ont
ai
ez
as
a

Slide 4 - Sleepvraag

De futur simple maak je door de uitgangen van avoir achter het hele werkwoord te plaatsen.


je partirai

tu partiras

il partira

nous partirons

vous partirez

ils partiront

Slide 5 - Tekstslide

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 6 - Sleepvraag

Le futur simple: hoe te maken?
Je donnerai                                                    Ik zal geven
Tu donneras                                                  Jij zal geven
Il/elle donner                                             Hij/zij zal geven
Nous donnerons (niet: AVONS)            Wij zullen geven
Vous donnerez (niet: AVEZ)            Jullie zullen geven, u zal geven
Ils/elles donneront                                     Zij zullen geven

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal:
Jij zult geven = Tu .......................
A
donnerai
B
donneras
C
donnera
D
donnerons

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal:
Wij zullen beëindigen
= Nous .......................
A
finirai
B
finiras
C
finira
D
finirons

Slide 9 - Quizvraag

Futur simple
Choisir: vous

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
Sophie zal bewaren =
Sophie.......................
A
garderai
B
garderas
C
gardera
D
garderons

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal:
U zal teruggeven=
Vous.......................
A
rendra
B
rendrez
C
rendrons
D
rendront

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal:
Zij zullen meenemen
= Ils/elles ........................
A
apportera
B
apporteront
C
apporterons
D
apporteras

Slide 13 - Quizvraag

tu - regarder
A
tu regarderas
B
tu regardera
C
tu regardas
D
tu regardaser

Slide 14 - Quizvraag

nous (regarder)
A
regarderons
B
regardons
C
regardions
D
avons regardé

Slide 15 - Quizvraag

Zij zullen zingen
A
elles chantont
B
elles chanteront
C
elles vont chanter
D
elles ont chanté

Slide 16 - Quizvraag


zijn
hebben
maken/doen
gaan
kunnen
willen

Slide 17 - Tekstslide

elle - faire
A
elle ferez
B
elle fera
C
elle faira
D
elle feras

Slide 18 - Quizvraag

vous - avoir
A
vous aurez
B
vous auriez
C
vous avoiriez
D
vous avoir

Slide 19 - Quizvraag

nous - aller
A
nous irions
B
nous irons
C
nous allerons
D
nous ayeez

Slide 20 - Quizvraag

Ik zal zijn

Slide 21 - Open vraag

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 22 - Woordweb