Paragraaf 7.2 en 7.3 grenzen en identiteit

Welke grenzen bestaan er in Nederland?




Hoofdstuk 7 pararagraaf 2
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welke grenzen bestaan er in Nederland?




Hoofdstuk 7 pararagraaf 2

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Les 1
  • Herhalen 7.1
  • Nakijken maakwerk 7.1
  • Starten bespreken 7.2

Les 2 en 3
  • Afronden 7.2 en 7.3 + verwerking

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een harde en een zachte grens?

Slide 3 - Open vraag

Een harde grens is hetzelfde als?
A
open grens
B
gesloten grens

Slide 4 - Quizvraag

Natuurlijk of kunstmatig?
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 5 - Quizvraag

Je ziet hier een
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens
C
Harde grens
D
Zachte grens

Slide 6 - Quizvraag

Natuurlijk of kunstmatig?
A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 7 - Quizvraag


A
Natuurlijke grens
B
Kunstmatige grens

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een groepsidentiteit?
A
Het lievelingseten van een groep
B
De leider van de groep
C
Dat wat een groep een groep maakt
D
De grootte van de groep

Slide 9 - Quizvraag

Bij insluiting...
A
Ga je bij de groep horen
B
Sluit de groep je buiten
C
Ontwikkel je een eigen identiteit
D
Vind je de regionale identiteit belangrijker

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent annexeren?

Slide 11 - Open vraag

Nakijken Huiswerk
  • Met nakijkblad
  • Zelfstandig
  • 1D, 2, 3, 4A, 5 en 6
  • Klaar? Lezen 7.2 in stilte

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
◉ Je kunt beschrijven uit welke landen het Koninkrijk der Nederlanden bestaat.
◉ Je kunt uitleggen wat het betekent dat Nederland een soeverein land is.
◉ Je kunt uitleggen wat het territorium van Nederland is
◉ Je kunt beschrijven waarom provincies en gemeenten bestuurlijke regio’s zijn.
◉ Je kunt ten minste vier voorbeelden geven van zaken waar provincies over beslissen en waar gemeenten over beslissen.
◉ Je kunt ten minste twee voorbeelden geven van manieren waarop je als burger invloed kunt uitoefenen op het bestuur in Nederland.

Slide 13 - Tekstslide

Nederland is soeverein
Het Koninkrijk der Nederlanden is een soevereine staat  samengesteld uit vier landen:  Nederland, Aruba, Curaçao en 
Sint Maarten.

Wanneer ben je een land?
Soevereiniteit = bestuurders van het land (de regering) bepaalt zelf welke wetten en regels in het land gelden. 

Slide 14 - Tekstslide

Nederland is Soeverein. Wat wordt hier mee bedoeld?

Slide 15 - Open vraag

Welke 4 landen horen bij het Koninkrijk der Nederlanden?

Slide 16 - Open vraag

Het territorium van Nederland
Territorium
Gebied (land, water en lucht) waar de Nederlandse regering de baas over is. 
Terretoriale wateren
Deel (22 zeemijl vanaf de kustlijn) van de bodem van de zee (voor Nederland de Noordzee) dat behoort tot het territorium. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Een visser uit Engeland vist op ongeveer 30km uit de Nederlandse kust.
1. De visser mag hier niet vissen. Dit is het territorium van Nederland.
2. Hij mag hier vissen omdat dit buiten de Nederlandse territoriale wateren is.
A
Beide stellingen zijn juist
B
Beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist, stelling 2 onjuist
D
Stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

Slide 19 - Quizvraag

Wat is dan wel de grens van de territoriale wateren?
A
12km vanuit de kust
B
20km vanuit de kust
C
22km vanuit de kust
D
2km vanuit de kust.

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 3B/4C uit WB (blz. 160)
De Nederlandse regering bepaalt welke wetten en regels er gelden in Friesland, omdat Friesland een provincie is van Nederland.
Nee, dat mag niet, want binnen 12 mijl (ongeveer 22 km) zijn het de territoriale wateren van België, waar Nederlandse vissers niet mogen vissen.

Slide 21 - Tekstslide

Grenzen binnen Nederland
Bestuurlijke grenzen

Landelijk
Provincies
Gemeenten 

Slide 22 - Tekstslide

Grenzen binnen Nederland
Provincies  nemen beslissingen over: natuur, vervoer en energie  

Gemeenten beslissen over: voorzieningen, onderwijs en bouwgrond

Slide 23 - Tekstslide

Grenzen binnen Nederland
Invloed van de burgers

Stemrecht
Bezwaar maken
Demonstreren
Referendum

Slide 24 - Tekstslide

Noem twee manieren om invloed uit te oefenen op het bestuur in Nederland. Gebruik de link in de uitleg (opvragen)

Slide 25 - Open vraag

Tussen Den Haag en Rotterdam komt een nieuwe metrolijn. Welke bestuurlijke regio gaat hierover?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Nederlandse regering (het Rijk)

Slide 26 - Quizvraag

De duinen langs de kust moeten versterkt worden. Welke bestuurlijke regio gaat hier over?
A
Gemeente
B
Provincie
C
De regering (het Rijk)

Slide 27 - Quizvraag

Voor De Willem en De Lage Waard komen nieuwe gebouwen. Wie gaat hier over?
A
Gemeente
B
Provincie
C
De regering (het Rijk)

Slide 28 - Quizvraag

Vraag 5
Zij protesteren bij het provinciehuis, omdat de provincie beslissingen neemt als het gaat om het wel of niet plaatsen van een megastal.
  1. nationaal schaalniveau
  2. regionaal schaalniveau
  3. lokaal schaalniveau
  1. bij de provincie
  2. bij de gemeente
  3. bij de gemeente
Bij de provincie

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
◉ Je kunt voorbeelden geven van (bevolkings) groepen in Nederland met een nationale, regionale of lokale identiteit.
◉ Je kunt ten minste één voorbeeld geven van regionalisme en van lokalisme in je eigen omgeving en uitleggen waarom dit een goed voorbeeld is.
◉ Je kunt voor jezelf beschrijven bij welke lokale, regionale, nationale of andere identiteit jij je het meeste thuis voelt en waarom dat zo is.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Identiteit
Simpel gezegd geeft identiteit aan wie je bent. En voel jij je Papendrechter? Voel jij je Nederlander? Voel je je Europeaan? Op verschillende schaalniveaus kun je een identiteit hebben!


  • Lokale identiteit
  • Regionale identiteit
  • Nationale identiteit
  • Europese identiteit

Slide 32 - Tekstslide

Lokale identiteit
Je voelt je sterk verbonden met je eigen woonplaats en omgeving. Je woont in Papendrecht en je voelt je ook echt Papendrechter. Je komt voor elkaar op.

Slide 33 - Tekstslide

Lokalisme
Je vindt de lokale identiteit belangrijker dan de andere identiteiten (regionaal, nationaal en/of Europees). Er is in dit geval een groeiende belangstelling voor een lokale ‘kijk’ (perspectief) op dingen.

Voorbeeld: opkomst van de lokale politieke partijen!

Slide 34 - Tekstslide

Regionale identiteit
Je voelt je erg verbonden met een regio (provincie). Je vindt deze identiteit belangrijker dan de nationale identiteit. 
Op basis van streekgebonden kenmerken zoals: dialecten, historie, godsdienstige opvattingen.

Slide 35 - Tekstslide

Regionalisme
Als de regionale identiteit zo sterk is, kan er sprake zijn van regionalisme.
Men wil graag op politiek en/of cultureel niveau meer zelfstandigheid, zonder dat de regio/provincie zich af wil scheiden van het land.

Slide 36 - Tekstslide

Nationale identiteit
Je voelt je Nederlander, op basis van een gedeelde geschiedenis, taal, religie, gewoonten, tradities.
Nationale identiteit speelt altijd in relatie tot anderen: ‘wij’ en ‘zij’, ‘wij hebben gewonnen’.

Maar..

Slide 37 - Tekstslide

Sleep de afbeeldingen naar de juiste vorm van identiteit.
Nationale identiteit
Regionale identiteit
Lokale identiteit

Slide 38 - Sleepvraag


A
Lokalisme
B
Regionalisme
C
Nationalisme

Slide 39 - Quizvraag


A
Regionalisme
B
Lokalisme
C
Nationalisme

Slide 40 - Quizvraag

Zijn de stellingen juist of onjuist?
1. Een volkslied versterkt/vergroot de Nederlandse identiteit.
2. Bij regionalisme wil de bevolking een eigen staat hebben.
3. Partijen als VVD, D66 en PvdA passen bij de lokale identiteit.

Slide 41 - Open vraag

Europese Identiteit
Je voelt je inwoner van Europa.
Erg lastig te meten. 

Europese ‘instituties’ zoals de Europese Commissie probeert meer eenheid te creëren.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Opdrachten maken (HW)
Maak van paragraaf 7.3 opdracht 2CD, 3BCD, 4BC

Slide 44 - Tekstslide