Voltooide tijd of onvoltooide tijd?
1. Ik heb op straat gelopen. = Voltooide tijd
2. Ik ben naar school gefietst. = Voltooide tijd
--> Het is klaar. De handelingen zijn afgelopen.
Er moet dus een voltooid deelwoord in de zin staan.
Kijk nu eens naar de persoonsvormen. In welke tijd staan deze?