1. A medal (zn) medaille / B plate (zn) bord / plaat
2. A bored (bn) verveeld / B interested (bn) geïnteresseerd
3. A smart (bn) slim / B stupid (bn) dom
4. A excuse (zn) excuus / smoes / B truth (zn) waarheid
5. A blame (ww) de schuld geven / B hurt (ww) pijn doen
6. A failed (ww) gefaald / mislukt / B worked (ww) werkte
7. A fallen ill (ww) ziek geworden / B recovered (ww) hersteld
8. A better (bn) beter / B worse (bn) slechter