Grammatica ZD: Les 6 (Samengestelde zin)

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de vakantie.. 
Voor de vakantie zijn we gestart met grammatica.

We hebben de volgende onderdelen behandeld:
- herhaling zinsdelen leerjaar 1 (pv, ond, wg, ng, lv, mv, bwb)
- het gezegde én LV vinden in zinnen met wederkerende ww
- het voorzetselvoorwerp vinden in een zin


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen 
Aan het eind van deze les...

  • ... ken je het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin.
  • ... ken je het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Go for it..
  • Liever meteen zelf aan de slag? Dat mag.

  • Lees altijd éérst de theorie (!).

  • Maak (online): Grammatica, §9 Samengestelde zin, opdr. 1 t/m 4.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig en samengesteld
Waaraan kan je zien of je te maken hebt met een enkelvoudige of samengestelde zin?

  • Enkelvoudige zin heeft 1 persoonsvorm.
  • Samengestelde zin heeft meerdere persoonsvormen.
  • Gebruik de tijdproef!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zin. 
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
Ik houd van voetbal.

Ik zat gisteren heerlijk op de bank te Netflixen.  
Ik ga naar huis en ik ga eten koken. 

Mijn vrouw eet mijn pasta niet, omdat het onwijs vies smaakt.   

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn neefje zegt dat hij dat ook vindt.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?
Karel leest een boek.

A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig of samengesteld?
Het is al laat, maar ik kom toch vanmiddag.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen


Mogelijke combinaties:


Hoofdzin + Bijzin 

Bijzin + Hoofdzin

Hoofdzin + Hoofdzin



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin (HZ)

-  Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar: er kan niets tussen staan.


Voorbeeld:

Alle boeken van Harry Potter zijn beroemd.  ->

Alle boeken van Harry Potter niet zijn beroemd.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijzin (BZ)

- Tussen de persoonsvorm en het onderwerp kunnen wel                    andere woorden of zinsdelen staan, maar dit hoeft niet



Voorbeeld:

Omdat Jip het warm heeft, zet hij de verwarming lager.

Omdat Jip het niet warm heeft, zet hij de verwarming lager.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzin of bijzin?

'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Hoofdzin of bijzin?

'... als ik mijn pianoles kan afzeggen.'
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Het onderwerp (ik) staat niet naast de persoonsvorm (kan).
1a [Ik ben in Griekenland geweest], 1b omdat [mijn moeder daar is opgegroeid.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a is HZ, b is BZ
C
a is BZ, b is HZ
D
a en b zijn beide BZ

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2a [Mijn moeder heeft me straf gegeven,] want
2b [ik was een uur te laat thuis.]
A
a en b zijn beide HZ
B
a en b zijn beide BZ
C
a is HZ, b is BZ
D
a is BZ, b is HZ

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikking
 Bij nevenschikking worden twee hoofdzinnen aan elkaar
gekoppeld. Beide mededelingen zijn dan gelijkwaardig; ze zijn dus even belangrijk.

Je gebruikt daarvoor de nevenschikkende voegwoorden en, maar, want, dus & of óf je gebruikt een komma.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikking
 Bij onderschikking worden een hoofdzin en een bijzin aan
elkaar gekoppeld. 

De bijzin kan niet als een losse zin worden geschreven.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikking of onderschikking?
Het is eigenlijk heel simpel:
Twee hoofdzinnen = nevenschikking
Hoofdzin + bijzin óf bijzin + hoofdzin = onderschikking
Hierbij horen voegwoorden.

Want, maar, en, of & dus = nevenschikking
Omdat, toen, sinds, hoewel, voordat, terwijl = onderschikking

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
Ik heb nieuwe schoenen, maar ik heb ze te klein gekocht. 
Nevenschikkend

Toen ik gisteren huiswerk maakte, speelde mijn broertje op de Playstation. 
Onderschikkend 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zin
1. Hoofdzin + hoofdzin

Voegwoorden: 
want, maar, en, of, dus
2. Hoofdzin + bijzin 

Voegwoorden:
omdat, toen, sinds, dat
De man eet een taart en de man drinkt een kop koffie. 
De man eet een taart omdat hij honger heeft

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn moeder heeft me straf gegeven, want
ik was een uur te laat thuis.
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Maak (online): Grammatica, §9 Samengestelde zin, opdr. 1 t/m 4.

Ben je klaar?
1. Verder lezen in je boek.
2. HW ander vak afmaken.
3. Toets ander vak leren.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies