Hoofdstuktoets op 27 november gaat over de paragrafen
2.3 Lezen
2.5 Woorden
2.7 Grammatica
2.8 Spelling
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Grammatica afronden
Vragen over de 1e opdracht van het fictiedossier?
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Opdrachten 6 en 7 (blz. 149)
Het overzicht van woordsoorten + afkortingen (blz. 148) moet je kennen voor de toets! Je kunt dit oefenen in Talent Max 2.7 Test Jezelf
Slide 4 - Tekstslide
2.7 Grammatica - even oefenen
Benoem de woordsoorten in de zin:
Johan bedenkt een nieuw spelletje voor mij tijdens de pauze.
zn ww lw bn zn vz psv vz lw zn
Voor mijn verjaardag krijg ik van haar moeder een Xbox.
vz bzv zn ww psv vz bzv zn lw zn
Slide 5 - Tekstslide
2.7 Grammatica
In deze paragraaf:
• herhaal je de woordsoorten uit leerjaar 1;
• leer je het hulpwerkwoord en het zelfstandig werkwoord herkennen;
• leer je het telwoord benoemen.
Slide 6 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Vandaag:
• leer je het hulpwerkwoord en het zelfstandig werkwoord herkennen;
• leer je het telwoord benoemen.
Slide 7 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Leertekst: Zelfstandig werkwoord (blz. 150)
Een werkwoord drukt vaak een handeling uit: praten, vertrekken, zwaaien.
Die werkwoorden zijn echte doe-woorden.
Staat er maar één werkwoord in een zin? Dan is dit het zelfstandig werkwoord (zww).
Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis en kan zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormen. Bijvoorbeeld:
Ik fiets elke dag naar school. Mijn zus zingt geweldig.
Onze leraar maakt altijd hele flauwe grappen. Ik maak mijn huiswerk af
Slide 8 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Leertekst: Hulpwerkwoord (blz. 151-152)
Staat er meer dan één werkwoord in de zin? Dan is minstens één een hulpwerkwoord (hww). De naam zegt het al: dit werkwoord helpt het zelfstandig werkwoord, het heeft zelf geen duidelijke betekenis.
In zinnen met een hulpwerkwoord is het zelfstandig werkwoord (zww) vaak een voltooid deelwoord of een heel werkwoord (infinitief).
Bijvoorbeeld: - Ik zal (hww) je vanavond wel even helpen (zww).
- Hij heeft (hww) zijn vingers verbrand (zww) aan de pan.
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maken opdracht 10, 12 en 13 (150-152)
Lees leertekst Telwoord (blz. 152) en maak opdracht 15 (blz. 153
Het overzicht van woordsoorten + afkortingen (blz. 148)moet je kennen voor de toets!
Je kunt dit oefenen in Talent Max 2.7 Test Jezelf
Slide 10 - Tekstslide
Afspraken over lezen
Start van de les begin je met 10 minuten lezen in je boek.
Daarna boek op de hoek van je tafel.
Aan het einde van de les zet je het boek netjes terug in de kast.
Slide 11 - Tekstslide
2.7 Grammatica - even oefenen
Wat zijn de ww, vz en psv en bzv in de zin:
Elke morgen lopen wij naar de kantine om een blikje cola te halen.
Elke morgen lopenwijnaar de kantine om een koud blikje Cola te halen. ww psv vz vz ww
Ik vind dat een groot probleem vertelde de directeur aan zijn assistent.
Ikvind dat een groot probleem vertelde de directeur aanzijn assistent. psv ww ww vz bzv
Slide 12 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Leertekst: Hulpwerkwoord (blz. 151-152)
Soms zie je niet meteen of een werkwoord een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is. Doe dan het volgende:
1 Onderstreep de persoonsvorm.
2 Laat de persoonsvorm weg.
3 Maak een zin met de werkwoorden die over zijn.
4 Ga door tot je één werkwoord over hebt: dit is het zelfstandig werkwoord.