1a Een aandoenlijk vegetarisch stelletje wandelt hand in hand langs een
lw bn bn zn ww zn vz zn vz lw
bloemenkraampje en stopt bij de emmers met verse snijbloemen.
zn vw ww vz lw zn vz bn zn
1c Ze realiseerde zich dat het een cruciale vraag van hem was.
psv ww wkv vw psv lw bn zn vz psv ww
3a 1= niet waar 2=waar 3= waar (Bijvoorbeeld: Halen jullie (psv-o) ons op of wij jullie
(psv-lv)? Nemen we jullie (bzv) auto of gaan we op onze
brommers? We geven jullie (psv-mv) wel een lift.)