H3 par. 2 De Franse revolutie

Wat gaan we doen vandaag?
- Welkom!
- Planning
- Herhaling §1 en 2 
- Aantekening §2 
- Blooket/Quizizz
- Afsluiting 
1 / 65
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 65 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
- Welkom!
- Planning
- Herhaling §1 en 2 
- Aantekening §2 
- Blooket/Quizizz
- Afsluiting 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Welkom!
- Planning
- Herhaling §1 en 2 
- Aantekening §2 
- Quizizz
- Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Planning
Week 11 (vandaag)
par. 2 afmaken
Week 12
Start par. 3 en par 1 en 2 herhalen
Week 13
SO par 1 en 2
Week 14
SO bespreken en par. 3 afmaken

Slide 3 - Tekstslide

Tijd van pruiken en revoluties
Politieke revoluties
Par. 3.2 De Franse Revolutie

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe de Franse Revolutie begon en wat daarvan de oorzaken waren.
  • Je kunt uitleggen welke politieke en sociale veranderingen het gevolg waren van de Franse Revolutie.
  • Je kunt uitleggen hoe de Franse Revolutie uitliep op een schrikbewind.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 5 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Aan het einde van de 18e eeuw was Lodewijk XVI koning van Frankrijk.  
  • Hij had alle macht in handen, zoals dat al eeuwen zo was in Frankrijk:
  • absoluut vorst. 

Slide 6 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Lodewijk XVI regeerde vanuit Versailles, zijn paleis net buiten Parijs. 

Slide 7 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Bij het besturen liet Lodewijk XVI zich adviseren door geestelijken en edelen. 
  • Later zouden we deze bestuursvorm het ancient régime noemen.  

Slide 8 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Toen Lodewijk XVI koning werd, waren er grote problemen.  
  • ‘Frankrijk was wel welvarend, maar toch dreigde het bestuur haast failliet te gaan rond 1788. 
  • De uitgaven aan oorlogen waren te hoog.  
  • Er waren teveel schulden die weer zorgden voor hoge rentes die betaald moesten worden. 


Slide 9 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Een ander probleem waren de uitgaven van het koninklijk echtpaar.  
  • De Franse koningin Marie Antoinette was niet populair in Frankrijk. 
  • Ze gaf veel geld uit!

Slide 10 - Tekstslide

Een machtige vorst
  • Frankrijk  dreigde zelfs failliet te gaan.
  • In 1788 wilde Lodewijk daarom nieuwe belastignen invoeren.

Slide 11 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  •  Daarvoor had hij de goedkeuring van de Staten-Generaal nodig. 
  • Die waren al 175 jaar niet meer bij elkaar geweest.  

Slide 12 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • De vertegenwoordigers van de 3e stand roken hun kans: eindelijk mochten ze meepraten over het bestuur.

Slide 13 - Tekstslide

Lodewijk XIV was een absoluut vorst? Wat hield dit in?

A
Hij had samen met de Staten-Generaal de meeste macht
B
Hij had alle macht en hoefde aan niemand verantwoording af te leggen
C
Hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen, behalve God
D
Er was absoluut niks wat hem af kon houden van de macht

Slide 14 - Quizvraag

Hoe komt het dat de schatkist van Frankrijk bijna leeg was?
A
Te dure oorlogen
B
Teveel schulden, waardoor hoge rentes
C
De uitgaven van het koningspaar
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 15 - Quizvraag

Hoe wilde Lodewijk XVI de geldproblemen oplossen?

Slide 16 - Open vraag

Lodewijk XVI riep de Staten-Generaal bij elkaar in 1789.
Wat is de Staten-Generaal?
A
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e en 2e stand.
B
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e, 2e en 3e stand.
C
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 3e stand.
D
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 2e stand.

Slide 17 - Quizvraag

Waarom was het bijzonder dat Lodewijk XVI de Staten-Generaal bij elkaar riep?
A
Een absoluut vorst regeert alleen
B
Dit was al 175 jaar lang niet voorgekomen
C
A en B zijn allebei juist
D
A en B zijn allebei onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • In 1789 kwam de Staten-Generaal bijeen. 
  • Er ontstond al snel ruzie over de manier van stemmen...

Slide 19 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • 1e en 2e stand wilden stemmen per stand: elke stand 1 stem​ 
  • 3e stand wilden stemmen per hoofd: elk persoon had 1 stem.  Dat zou eerlijker zijn. ​
  • De standen werden het niet eens en de 3e stand vertrekt.​
  • Ze richtten een nieuwe volksvergadering op: Nationale Vergadering.


Slide 20 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Vertegenwoordigers van de 1e en 2e stand sloten zich bij de Nationale vergadering aan.
  • De koning kon hierdoor niet anders dan de Nationale Vergadering te erkennen: veel macht.
  • Ondertussen kwamen overal in Frankrijk boeren en burgers in opstand: bang om de macht weer te verliezen.


Slide 21 - Tekstslide

Een nieuwe volksvertegenwoordiging
  • Op 14 juli 1789 trokken boze Parijzenaars naar de Bastille op zoek naar wapens:​ een gevangenis.
  • De menigte bestormde het gebouw, vermoorde de directeur en trokken door de stad met zijn hoofd op een lans.​ 
  • Dit was het begin van de opstand van de bevolking: ​ 
  • de Franse Revolutie. ​

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Waarover ontstond ruzie in de Staten-Generaal in Frankrijk?
A
De manier van stemmen
B
Het verhogen van de belastingen
C
De macht van Lodewijk XVI
D
Geldgebrek van Frankrijk

Slide 24 - Quizvraag

De 1e en 2e stand wilden per stand stemmen over belastingverhoging
Wat was hier oneerlijk aan?

Slide 25 - Open vraag

Welke gebeurtenis is de aanleiding voor de Franse Revolutie?
A
Het uitroepen van de Nationale Vergadering
B
De bestorming van de Bastille
C
De ruzie over de manier van stemmen in de Staten-Generaal
D
De schatkist van Frankrijk is leeg

Slide 26 - Quizvraag

Een nieuwe samenleving
  • Tussen 1789 en 1792 veranderde er veel in Frankrijk.
  • Paar weken na de bestorming van de Bastille schafte de Nationale Vergadering de privileges van de 1e en 2e stand af.
  • Vlak daarna namen zij de Verklaring van de rechten van de mensen en burger aan.

Slide 27 - Tekstslide

  • De tekst ging over de grondrechten van elke Franse burger.
  • Iedereen heeft voortaan dezelfde rechten en plichten.  

Slide 28 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
  • Over een nieuw bestuur werd de Nationale Vergadering het minder snel eens.
  • Pas in 1791 een grondwet, waarin stond hoe Frankrijk zou worden bestuurd:
  • Er kwam een scheiding van de drie machten.
  • Einde absolute macht van de koning!

Slide 29 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
  • Lodewijk XVI moest wetten uitvoeren bedacht door de Nationale Vergadering.
  • De leden van de volksvergadering werden gekozen: alleen rijke burgers hadden stemrecht.

Slide 30 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Veel edelen vluchtten naar het buitenland: voelden zich bedreigd.
  • De koning probeert in 1791 ook te vluchten: mislukt.
  • Kort daarna brak er een oorlog uit tussen Frankrijk en Oostenrijk: veel Fransen zijn bang dat Europese vorsten Frankrijk zouden binnenvallen om de revolutie terug te draaien.

Slide 31 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Lodewijk XVI werd beschuldigd van landverraad.
  • Hij werd in 1792 gearresteerd en afgezet.

Slide 32 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • In 1793 werd hij ter dood veroordeeld en onthoofd. 

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
Verklaring van de rechten van mens & burger - grondwet - afschaffing privileges 1e en 2e stand
B
Afschaffing privileges 1e en 2e stand - verklaring van de rechten van mens & burger - grondwet
C
Grondwet- verklaring van de rechten van mens & burger - afschaffing privileges 1e en 2e stand

Slide 34 - Quizvraag

In de grondwet werd een scheiding van machten vastgelegd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

In welk jaar werd Lodewijk XVI afgezet als koning en gearresteerd?
A
1789
B
1791
C
1792
D
1793

Slide 36 - Quizvraag

Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI

Slide 37 - Quizvraag

De Revolutie ontspoort
  • Tot dan waren de gematigden de baas in de Nationale Vergadering: wel veranderingen, maar niet te snel en minder vergaand. Fransen ontevreden!
  • Oorlogen verliepen slecht.
  • Armen niet op vooruitgegaan & geen invloed op bestuur.
  • Armen wilden kiesrecht voor alle mannen. 

Slide 38 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Radicalen (snelle & grote veranderingen) grepen de macht.
  • Leider: Maximilien Robespierre.
  • Gewone volk meer invloed!

Slide 39 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • Radicalen waren erg wantrouwig: iedereen die ook maar een beetje gematigd was, was een vijand. 
  • Iedereen die niet meewerkte: guillotine. 

Slide 40 - Tekstslide

De Revolutie ontspoort
  • 1793-1794 periode van Terreur.
  • 40.000 Fransen werden ter dood gebracht.

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
Lodewijk XVI afgezet - periode van Terreur - gematigden de baas
B
Periode van Terreur - gematigden de baas - Lodewijk XVI afgezet
C
Gematigden de baas - Lodewijk XVI afgezet - periode van Terreur
D
Lodewijk XVI afgezet - gematigden de baas - periode van Terreur

Slide 42 - Quizvraag

Robespierre was de leider van de...
A
Gematigden
B
Radicalen

Slide 43 - Quizvraag

Wat past bij de radicalen?
A
snelle & grote veranderingen
B
wel veranderingen, maar niet te snel en te groot

Slide 44 - Quizvraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 45 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 46 - Open vraag

§2.2 De Verlichting
Deel 2

Slide 47 - Tekstslide

Verspreiding van de Verlichting (1)
Encyclopedie
Door de onderzoekers en Verlichters wordt enorm veel kennis vergaard, maar dit is niet makkelijk te vinden voor iedereen. Denis Diderot besluit in 1751 alle kennis te bundelen in zijn encyclopedie. De moderna variant hiervan is Wikipedia!
Salons & koffiehuizen
De ideeën werden besproken op bepaalde bijeenkomsten. In frankrijk in salons, in Engeland in koffiehuizen. Iedere belangstellende was welkom en alles mocht besproken worden (geen censuur!)
Schrijvers
Door de drukpers konden gechreven ideeën makkelijk verspreid worden. Steeds meer meer konden ook lezen en schrijven, waardoor tijdschriften en bibliotheken ontstonden. Zo kon iedereen de ideeën meekrijgen (ook al probeerden sommige vorsten dit wel te stoppen.

Slide 48 - Tekstslide

Waarom zouden sommige vorsten tegen de verspreiding van Verlichte ideeën zijn?

Slide 49 - Open vraag

Verspreiding van de Verlichting (2)
Toneel
Voor mensen die niet konden lezen was een toneelstuk een goede manier om kennis op te doen. Veel ideeën van de Verlichting werden dan ook via een toneelstuk aan mensen verteld.
Verlichte despoten
Sommige vorsten vonden de ideeën van de Verlichting niet zo slecht en omarmden deze juist. Ze hielden wel alle macht, maar gebruikten de Verlichting om rekening te houden met het volk. We noemen hen verlichte despoten (despotisme = 1 persoon heeft de macht).
Franse Revolutie
De Franse Revolutie heeft ervoor gezorgd dat de ideeën van de Verlichting over vele landen werden verspreid. Meer hierover in de rest van het hoofdstuk.

Slide 50 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding. De man met de wandelstok is Frederik de Grote van Pruisen. Hoe kan je aan het schilderij zien dat hij een verlicht despoot is?

Slide 51 - Open vraag

Slide 52 - Video

Slide 53 - Video

Een nieuwe samenleving
Religie
  • Kritiek op de houding van de kerk (vervolgingen en verbod op andere religies). Juistheid van geloof kon niet bewezen worden. 
  • Religieuze tolerantie = Geen straf als je iets anders geloofde dan de kerk voorschreef. Iedereen mag geloven wat hij of zij wil en moet elkaars godsdienst respecteren.
  • Scheiding van kerk en staat = De kerk mocht zich niet met het bestuur bemoeien en de staat niet met het geloof. 

Slide 54 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
Sociaal
  • Kritiek op de ongelijkheid van de (standen)samenleving. Alle mensen zijn geboren met natuurrecht. Idee dat voor iedereen rechten gelden omdat ze door de 'natuur' zijn gegeven. Niemand mag de gezondheid, vrijheid of het bezit van anderen aantasten.
  • Vrijheid, bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, godsdienstvrijheid of vrijheid om handel te drijven.
  • Gelijkheid, bijvoorbeeld gelijkheid voor de wet, gelijkheid tussen man en vrouw, gelijkheid voor slaaf of niet-slaaf of zelfs afschaffen van slavernij. 

Slide 55 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
Politiek
Kritiek op het absolutisme. Het leidde tot machtsmisbruik en was gebaseerd op religie.

John Locke
  • Koning heeft de macht van het volk.
  • Taak koning: beschermen van de vrijheid van het volk.
  • Deed de koning dat niet dan mocht het volk in opstand
       komen.

Slide 56 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
Jean-Jacques Rousseau
  • Volk moest de macht niet aan de koning overdragen.
  • Volk moest zelf besturen (democratie).
  • Tegen absolutisme.

Charles de Montesquieu
Scheiding der machten ('Trias Politica'): 
Bestuurlijke macht moest in drie delen worden verdeeld 
(wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht).

Slide 57 - Tekstslide

Een nieuwe samenleving
Wetgevende macht
  • Parlement (volksvertegenwoordiging)
  • Maken regels en wetten

Uitvoerende macht
  • Koning en ministers (regering)
  • Voeren de regels en wetten uit

Rechtsprekende macht 
  • Rechters
  • Straffen wanneer wetten en regels worden overtreden

Slide 58 - Tekstslide

Welke zin of welke zinnen zijn juist?
1 Verlichte denkers vonden dat mensen zelf moeten bepalen wat ze geloven.
2 Verlichte denkers waren tegen tolerantie op godsdienstig gebied.
3 Volgens aanhangers van de Verlichting was alles wat er gebeurde logisch te verklaren.
4 Vóór de Verlichting geloofde bijna iedereen dat God niet meer ingreep in het leven.
A
Zin 1 en 3
B
Alleen zin 4
C
Zin 1, 3 en 4
D
Zin 2 en 3

Slide 59 - Quizvraag

Welke verlichte denker ontwikkelde de Trias Politica?
A
John Locke
B
Jean-Jacques Rousseau
C
Charles de Montesquieu
D
Baruch Spinoza

Slide 60 - Quizvraag

Waarom is de Trias Politica belangrijk?
A
Het voorkomt machtsmisbruik.
B
Meer mensen besturen het land.
C
De koning krijgt ondersteuning
D
Het zorgt voor gelijkheid.

Slide 61 - Quizvraag

Welke zinnen horen bij verlichte denkers?
1. Als bestuurders niet goed besturen, mag het volk ze door anderen vervangen;
2. De macht van de overheid moet verdeeld worden tussen de regering, het parlement en de rechters;
3. Een koning hoeft zijn besluiten aan niemand uit te leggen;
4. De kerk mag zich ook met het bestuur bemoeien.

A
Zin 1 en 2
B
Zin 1 en 3
C
Zin 2 en 3
D
Zin 3 en 4

Slide 62 - Quizvraag

Welke zinnen horen bij het ancien régime?
1. Elke staat moet een grondwet hebben, waarin staat hoe het land wordt geregeerd.
2. Vorsten hebben hun macht gekregen van God.
3. Koning en ministers hebben hun macht van het volk gekregen.
4. De wil van de koning is wet.
A
Zin 1 en 3
B
Zin 1 en 4
C
Zin 2 en 3
D
Zin 2 en 4

Slide 63 - Quizvraag

Blooket

Slide 64 - Tekstslide

Quizizz

Slide 65 - Tekstslide