Voorbereiding schrijftoets 4H

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

VOORBEREIDING SCHRIJFTOETS 4H

Werk ter voorbereiding de volgende stappen door:

Leer de frases clave E blz. 22 tekstboek: alleen de antwoorden (para contestar) zonder antwoord 2 NL-SP

Leer de frases clave J blz. 27 tekstboek: alleen de antwoorden (para contestar) zonder antwoord 5 NL-SP

Leer de vocabulario uit het werkboek van hoofdstuk 2 (NL-SP) (zelfgemaakte woordenlijst)

Leer de grammatica: tekstboek gramática D blz. 22 (ser/estar) & tekstboek gramática I blz. 27 (el indefinido).

Je schrijft over jezelf, over vriendschap en over liefde:

¿Quién soy yo? Wie ben ik?

Vertel hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont, hoe je eruit ziet, wat je karaktereigenschappen zijn en wat je hobby’s zijn.

¿Quién es mi mejor amigo? Wie is mijn beste vriend(in)

¿Cómo es mi chico / chica ideal? Hoe is mijn ideale vriendje of vriendinnetje?

Je kan ook de gemaakte (en nagekeken) schrijfvaardigheidsoefeningen uit het boek er nog een keer bij pakken om een idee te krijgen van je wat je onder andere kan verwachten. Oefening 11 & 18 & 36 & D-toets laatste oefening (over jezelf, vriendschap en liefde).

Let op: je krijgt geen woordenboek. Het is dus extra belangrijk om de zinnetjes en de woordenschat uit je hoofd te kennen.

 

Vertel wie je bent.

Vertel waar je woont.

Vertel hoe oud je bent.

aspecto físico

Mijn haar / ogen

 Ik heb blond / rood / bruin / zwart haar  > TENER

Ik heb kort / lang / steil / gekruld haar > TENER

TENGO EL PELO …….

(rubio / rojo / castaño / negro)

(corto / largo / liso / rizado)

           Ik heb bruine / blauwe / groene / zwarte ogen > TENER

TENGO LOS OJOS …….

(marrones / azules / verdes / negros)

Vertel hoe je eruit ziet.

postuur

ik ben lang / klein / dik / dun > SER

SOY ……

(alto/a / bajo/a  / gordo/a  / delgado/a )

Vertel wat je hobby's zijn.

carácter

Vertel wat je karaktereigenschappen zijn.

MAAK EEN EIGEN WOORDENLIJST MET ALLE WOORDEN DIE TE MAKEN HEBBEN MET UITERLIJK, KARAKTER EN HOBBY'S

(UNIDAD 2 P. 92 + 93 WB)

Vertel hoe hij / zij heet.

Vertel waar hij zij woont.

Vertel hoe oud hij / zij is.

uiterlijk beschrijven

haar / ogen

 hij / zij heeft blond / rood / bruin / zwart haar  > TENER

hij / zij heeft kort / lang / steil / gekruld haar > TENER

TIENE EL PELO …….

(rubio / rojo / castaño / negro)

(corto / largo / liso / rizado)

           hij / zij heeft bruine / blauwe / groene / zwarte ogen > TENER

TIENE LOS OJOS …….

(marrones / azules / verdes / negros)

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?

Vertel of jullie wel eens ruzie hebben.

Vertel waar jullie elkaar hebben leren kennen.

Vertel hoe vaak jullie elkaar zien.

postuur

hij / zij is lang / klein / dik / dun > SER

ES ……

(alto/a / bajo/a  / gordo/a  / delgado/a )