Lezen 4: Betoog en Beschouwing

Lezen 4
Betoog en beschouwing

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen 4
Betoog en beschouwing

Slide 1 - Tekstslide

Feiten en meningen

Slide 2 - Tekstslide

Het coronavirus is gewoon een soort griepje
A
Dit is een feit
B
Dit is een argument
C
Dit is een mening

Slide 3 - Quizvraag

Feit of mening?
Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb geen broers.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

Feit of mening?
"De aarde is rond."
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quizvraag


Wat zijn argumenten? Argumenten zijn ...
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 7 - Quizvraag

Je moet je laten vaccineren tegen Covid, anders kan je anderen besmetten en dat is asociaal.
A
Dit is een feit
B
Dit is een argument
C
Dit is een mening

Slide 8 - Quizvraag

Uit India kom een nieuwe variant van het Coronavirus
A
Dit is een feit
B
Dit is een argument
C
Dit is een mening

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Overhalen
Overtuigen
Amuseren

Slide 10 - Sleepvraag

Beschouwing
tekstdoel:   lezer aan het denken zetten / eigen mening  laten                              vormen  (opiniëren)
inhoud:        feiten en verschillende meningen                                
                        meerdere gezichtspunten/ voor- en nadelen 

kenmerk:   neutraal
                        (geen duidelijke mening van de schrijver)

Slide 11 - Tekstslide

Betoog
(tekstdoel   overtuigen van de lezer
inhoud         mening/ standpunt van de schrijver
                          en argumenten
                         
kenmerk:     subjectief
                        (duidelijke mening van de schrijver)


                         

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekstsoort zul je waarschijnlijk tegenkomen onder het kopje 'Nieuws en Achtergond'?

Slide 13 - Tekstslide

Welke tekstsoort zul je waarschijnlijk tegenkomen onder het kopje 'Column en Opinie'?

Slide 14 - Tekstslide

Waarom bodybuilding een gezonde sport is voor iedereen
Bodybuilding: de voor- en de nadelen
Betoog
Beschouwing

Slide 15 - Sleepvraag

Wat is het doel van een beschouwing?
A
overtuigen
B
overhalen
C
informeren
D
amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Een betoog is..
A
subjectief
B
objectief

Slide 17 - Quizvraag

Wat ga je vinden in de kern van een beschouwing?
A
meningen
B
feiten
C
mening van de schrijver
D
drogredenen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het doel van een betoog?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 19 - Quizvraag

NuNederlands Lezen H4
Paragraaf 4.3: oefening 1,2 en examenopdracht
Paragraaf 4.4: oefening 1,2 en examenopdracht

Slide 20 - Tekstslide

Drogredenen: 
Generalisatie
Verkeerde vergelijking
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie
Onjuist beroep op autoriteit
Cirkelredenering

Slide 21 - Tekstslide

Typ hier een generalisatie:

Slide 22 - Open vraag

De juf moet meteen de chat beantwoorden vind ik, want ik stuur ook gewoon een bericht op zondag.
A
Generalisatie
B
Verkeerde vergelijking
C
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie
D
Cirkelredenering

Slide 23 - Quizvraag

Sinds mijn orthodontist geen mondkapje meer draagt is het aantal coronadoden gedaald, dus je kan beter geen mondkapje dragen.
Mijn orthodontist zegt dat het helemaal niet uitmaakt of je een mondkapje draagt, het helpt toch niets.
Onjuist beroep op autoriteit
Onjuiste oorzaak/gevolgrelatie

Slide 24 - Sleepvraag

Ze is heel erg verliefd op mij, want ze is niet verliefd op mijn buurman.
A
Dit is een cirkelredenering
B
Dit is geen cirkelredenering

Slide 25 - Quizvraag

Vals dilemma
Je doet alsof er maar 2 keuzes mogelijk zijn, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.
Voorbeeld: "Lever je je schrijfopdracht niet in? Nu zal je je diploma niet halen en de rest van je leven vakken moeten vullen."

Slide 26 - Tekstslide

Persoonlijke aanval

Iemand persoonlijk belachelijk maken, terwijl je geen goed argument hebt.
Voorbeeld: "Wat weet iemand die dit soort schoenen draagt nou van vrouwen versieren?"

Slide 27 - Tekstslide

Gevoel bespelen van het publiek
Beroep doen op het gevoel van het publiek, in plaats van een argument te geven.
Voorbeeld: "Bananen eten is een slecht idee, want we weten toch allemaal hoe stom iemand eruitziet die een banaan eet!?"

Slide 28 - Tekstslide

Vertekenen van het standpunt
Ook wel genoemd: woorden in de mond leggen.
Voorbeeld: "Ik sta nog 20 cm van de stoep af zeg je? Jij bent vast zo'n man die vindt zeker dat alle vrouwen niet kunnen parkeren!"

Slide 29 - Tekstslide

"Jullie zijn natuurlijk allemaal slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen."
A
Dit is een vertekenen van het standpunt
B
Dit is een persoonlijke aanval
C
Dit is het gevoel van het publiek bespelen
D
Dit is een generalisatie

Slide 30 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een persoonlijke aanval:

Slide 31 - Open vraag

Het coronavirus is niet veroorzaakt door een vleermuis, dus het moet wel van aliens afkomstig zijn.
Tim zei dat aliens niet bestaan. Hij gelooft zeker alleen maar in God.
Vals dilemma
Vertekenen van het standpunt

Slide 32 - Sleepvraag

Hoe volg jij het liefst Nederlands?
Ik heb liever Nederlandse les in Teams
Ik heb liever Nederlandse les in Lesson Up
Ik heb liever Nederlandse les op school

Slide 33 - Poll

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll