Doel van het examen
De examens testen jouw kennis over een bepaald kunstwerk of de samenhang tussen een aantal kunstwerken uit een specifieke periode/ cultuur, en die kennis is maar voor een beperkt gedeelte letterlijk-uit-je-hoofd-leren-kennis (stampwerk zoals alle voor- en achternamen van kunstenaars: dat hoeft echt niet!), maar verdiepend inzicht, ofwel: heel-precies- kijken-en-luisteren-en- nadenken-en-dan-je-kennis-toepassen-en-goed-toepassen-door-heel-nauwgezet-op-te- schrijven-wat-je-ziet/hoort-ervaart-en-weet.
Kunstanalyseren dat is kijken of luisteren naar kunst en erover nadenken , en bedenken wat de overwegingen van de maker of regisseur waren, en welk effect er door een kunstwerk ontstaat of welk concept er uitgedrukt wordt, komt veel voor in de examens. Daarmee wordt getest hoe goed jij kunt kijken en luisteren en of je kunt begrijpen vanuit welke concepten en contexten een maker of regisseur heeft gewerkt.
De context van tijd of plaats (middeleeuwen, hof, romantiek, etc. en de ideeën over schoonheid, of de relatie tussen de kunstenaar en opdrachtgever uit die tijd of cultuur) heeft vaak een grote invloed op de ideeën van een maker of regisseur. Zo is vermaak in de kerk (middeleeuwen) iets anders dan vermaak in de hofcultuur (in Italië of Frankrijk) en weer iets heel anders dan vermaak in de massacultuur. Een kunstenaar die dus een kunstwerk wil maken gericht op vermaak van het publiek, doet dat in alle tijden op een andere manier. Een kunstenaar die kunstwerken wil maken die volgens de normen van de tijd/cultuur mooi gevonden worden (= esthetica - schoonheidsleer) zal dat dus in het modernisme echt anders doen dan in het postmodernisme. Kun jij aangeven waarin de opvatting over wat mooi is verschilt in het modernisme en postmodernisme?