Syllabusles Drama

Syllabusles Drama
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Syllabusles Drama

Slide 1 - Tekstslide

I. Voorstelling:
Wat is er te zien en/of te horen? Wat voor soort drama/theater wordt er uitgevoerd? 

Bijvoorbeeld: teksttoneel, fysiek theater, cabaret, poppenspel of locatietheater.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

II. Inhoud:
Waar gaat het theaterstuk over: wat is het onderwerp, het verhaal, het thema, het idee of concept? Wat is de boodschap of (diepere) betekenis?
De inhoud van theaterstukken is veelal gebaseerd op een tekst. Deze tekst kan gebaseerd zijn op een boek, film, historische gebeurtenissen, volledig nieuw zijn of speciaal zijn geschreven. Joost van de Vondel schreef Gijsbrecht van Amstel bijvoorbeeld ter gelegenheid van de opening van de Schouwburg van Amsterdam in 1637. Hij baseerde zijn stuk gedeeltelijk op middeleeuwse gebeurtenissen en op het klassieke verhaal van Aeneas en de val van Troje. Daarnaast zijn er theatervormen waarin tekst nauwelijks of geen rol speelt, bijvoorbeeld fysiek theater, mime en slapstick. De inhoud van een theaterstuk kan ook voortkomen uit improvisatie van de acteurs.
De boodschap of (diepere) betekenis wordt (mede) bepaald door voorstelling, inhoud, vormgeving en/of theatrale vormgeving en kan gezocht worden in de cultuurhistorische context van het theaterstuk en/of in de intentie van de maker. In het geval van Vondels Gijsbrecht van Amstel is het onderwerp het verzet tegen de belegering van de stad Amsterdam in de middeleeuwen. De boodschap of (diepere) betekenis is de grootsheid van de stad Amsterdam in de zeventiende eeuw.

Slide 5 - Tekstslide

Een theaterstuk kan worden geanalyseerd aan de hand van de spelgegevens, die bestaan uit de 5 w’s:
wie
Wie zijn de personages in het stuk? Een personage kan een type zijn, bijvoorbeeld Batman en de Joker (personages met één of hoogstens twee karaktereigenschappen) of een karakter zoals Gijsbrecht van Amstel of Mutter Courage (personages met meerdere karaktereigenschappen, vaak met een karakterontwikkeling).
wat
Wat zijn de personages aan het doen, wat gebeurt er in het stuk? Het gaat hier het plot, het conflict, de spanningsopbouw (bijvoorbeeld: inleiding, opbouw, climax, afloop).
waar
Waar speelt het stuk of de scène zich af? Het gaat om de plaats, ruimte, locatie waar het stuk zich afspeelt. Bijvoorbeeld: buiten op een berg, in een kamer in een huis of op de maan. De locatie kan ook onbestemd of abstract zijn.
wanneer
Wanneer speelt het stuk of de scène zich af, in welke tijd? Het gaat over plaatsing in de historische tijd en over de tijdsverloop in het stuk. Bijvoorbeeld: chronologisch, fragmentarisch, tijdsprongen, flash back, flash forward.
waarom
Wat is het motief van de personages? Het gaat over de beweegreden van de handeling. Bijvoorbeeld: waarom is de Joker de eeuwige vijand van Batman? Waarom wil Mutter Courage geen vrede? (Ze verdient namelijk haar geld met de oorlog.) De beweegreden kan ook onduidelijk of zelfs afwezig zijn.
Bijvoorbeeld in het stuk Wachten op Godot van Samuel Beckett is het onduidelijk waarom twee mannen wachten op Godot.

Slide 6 - Tekstslide

III. Spelvormgeving:
Hoe wordt de theatervoorstelling vormgegeven door middel van spel? Spel kent de volgende aspecten:
lichaam
mimiek (gezichtsuitdrukking)
gebaren en bewegingen (bijvoorbeeld het waggelen van een dikke dame)
lichaamshouding (zoals een stijve nek voor een koppig persoon, of het ingezakt zitten van een sloom figuur)
handeling (roken, neuspeuteren, op het horloge kijken)
stem
volume (hard of zacht)
accent (stads- of streekaccent)
klankkleur (hoog en licht of zwaar en donker, nasaal, ‘hete aardappel in de keel’).
intonatie (veel of weinig variatie in toonhoogte)
het gebruik van klemtonen
timing (langzaam of snel, pauzes)
veel of weinig emotie in de stem
mise-en-scène
Hiermee bedoelt men het gebruik van de ruimte door de acteurs zoals:
de plaatsing van personages in de ruimte (onderlinge afstanden, hoogteverschillen)
het bewegen van de personages ten opzichte van elkaar en in de ruimte (de looplijnen)
de blikrichting/focus van de personages
het op- en afgaan van de personages

Slide 7 - Tekstslide

Een bepaalde keuze in spelvormgeving kan leiden tot een karakteristieke manier van spelen: de speelstijl. De speelstijl kan gekoppeld zijn aan het regie concept. De speelstijl kan ook horen bij een bepaald theatergenre, zoals melodrama (soap), realisme, absurdisme, slapstick of episch theater.

Slide 8 - Tekstslide

IV. Theatrale vormgeving:
Waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de theatervoorstelling vormgegeven?
locatie
Dit is de plek die door de theatermaker of de regisseur gekozen is, waar de voorstelling plaatsvindt. In principe kan op elke locatie gespeeld worden (bijvoorbeeld in het theater of in een fabriekshal, buiten op straat of in de duinen).
decor
Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties kunnen tot het decor behoren.
kostuum
Onder kostuum verstaat men de kleding van het personage.
grime en hair styling
Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder andere aan schmink, pruiken en littekens.
rekwisieten
Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.

Slide 9 - Tekstslide

attributen
Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het personage herkennen.
belichting
Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.
muziek
Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.
geluid en geluidseffecten
Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een zwembad te verbeelden.
De combinatie van de theatrale vormgevingsmiddelen met de positie en beweging van de spelers noemen we de enscenering. Een 'still' uit de voorstelling noemen we het toneelbeeld. Alles wat je ziet op een bepaald moment van het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de kostuums, de rekwisieten, de belichting, de positie van de acteurs, de grime en hairstyling etc.

Slide 10 - Tekstslide