We lezen en bespreken de theorie van blz 27 29 en 30
Slide 3 - Tekstslide
Theorie balk
Een balk heeft zes zijvlakken. Die zijvlakken hebben de vorm van een rechthoek. Twee van de rechthoeken kunnen ook een vierkant zijn, zoals in de blauwe balk. Zijvlakken die tegenover
elkaar liggen zijn even groot. Dat zie je ook in de uitslag. In elk hoekpunt kommen 3 ribben bij elkaar.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Theorie Plakrandjes
Soms wil je een uitslag in elkaar zetten. Dat kan met plakband, maar je kunt ook plakrandjes gebruiken. Teken de plak randjes aan de buitenkant van de uitslag. Teken om beuren wel of niet een plakrand. Zo zorg je ervoor dat er genoeg plakranden zijn
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Theorie rechthoek en Diagonaal
In de uitslag van een balk kom je rechthoeken tegen. Een rechthoek is een vlakke figuur met vier rechte hoeken. De zijden zijn twee aan twee even lang. PQ = SR en PS = QR. In rechthoek PQRS is de diagonaal QS getekend. Een diagonaal gaat dwars door een rechthoek en verb
In een rechthoek kun je twee diagonalen tekenen. Het punt waar ze elkaar noemen we het snijpunt. De figuur hiernaast is rechthoek ABCD met de diagonalen A-C en B-D. Het snijpunt van A-C EN B-B is S.