4. Sparen & lenen les 2

Sparen en lenen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Sparen en lenen

Slide 1 - Tekstslide

timer
0:20
Waarom spaar jij?

Slide 2 - Woordweb

Sparen uit voorzorg
Dit spaargeld gebruik je alleen bij onverwachte uitgaven: een kapotte wasmachine of tv, of een niet-verzekerde schade.

Sparen = Reserveren. 
Weet je het nog? 
Incidentele uitgaven/Reserveringsuitgaven
Sparen voor een doel
Dit spaargeld gebruik je voor dure producten die je in de toekomst wilt kopen: een nieuwe tv, een scooter of om op vakantie te gaan.

Heb jij gespaard toen je een Playstation 5 wou kopen? Of spaar je misschien al voor je rijbewijs? Dit is een doel!
Sparen voor de rente
Dit spaargeld gebruik je niet. Je spaart zodat je geld meer waard wordt door de rente.

Rente is op het moment wel laag. Je krijgt maar een paar euro extra. Is beleggen niet beter voor je spaargeld?
Sparen voor een verwachte daling
Je spaart bijvoorbeeld voor je pensioen of om minder te kunnen gaan werken (bijvoorbeeld als er een baby geboren wordt in je gezin).

Slide 3 - Tekstslide

Justin wilt een nieuwe laptop kopen. Hiervoor zet hij elke maand €100 aan de kant
A
sparen uit voorzorg
B
sparen voor een doel
C
sparen voor rente
D
sparen om een verwachte daling van inkomen op te vangen

Slide 4 - Quizvraag

Paul gaat volgend jaar met pensioen. Om dan nog steeds leuke dingen te kunnen doen met zijn familie, spaart hij nu elke maand €150 bij de bank.
A
sparen uit voorzorg
B
sparen voor een doel
C
sparen voor rente
D
sparen om een verwachte daling van inkomen op te vangen

Slide 5 - Quizvraag

Gino fietst altijd heel onvoorzichtig en heeft vaak een lekke band. Om zijn fiets te kunnen laten repareren voor het geval dat het nodig is, zet hij elke week €10 aan de kant
A
sparen uit voorzorg
B
sparen voor een doel
C
sparen voor rente
D
sparen om een verwachte daling van inkomen op te vangen

Slide 6 - Quizvraag

Laura houdt elke maand €500 euro over, om haar geld te verdubbelen spaart zij bij de bank
A
sparen uit voorzorg
B
sparen voor een doel
C
sparen voor rente
D
sparen om een verwachte daling van inkomen op te vangen

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Link

Slide 9 - Video

Waarom zou je kunnen lenen?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een hypotheek?

Slide 12 - Woordweb

Maandtermijn
= AFLOSSING + RENTE

Aflossing: het deel wat je moet terugbetalen van het geleende bedrag
Rente: bedrag dat je EXTRA moet betalen aan de bank, dit is een soort van vergoeding. Hier verdient de bank aan.

Slide 13 - Tekstslide

AFLOSSING
RENTE
Je hebt €3.600 euro geleend. 

36 maanden lang betaal je €100 euro per maand terug.

Na 36 maanden betaal je dus 36 x €100 = €3.600 euro terug. Dat is dus het volledige geleende bedrag.


Bovenop die €3.600 euro moet je nog €360 euro aan rente betalen.

Elke maand betaal je hier een deel van terug, namelijk €10 euro.

Na 36 maanden heb je dus 36 x €10 = €360 euro extra terugbetaald. Dit is de rente


MAANDTERMIJN
+

Slide 14 - Tekstslide

Je leent €10.000 euro voor 2 jaar. Na 2 jaar heb je in totaal €11.050 euro terugbetaald. Wat is de rente?
A
€1.050 euro
B
€50 euro
C
€11.050 euro
D
€10.000

Slide 15 - Quizvraag

Je leent €10.000 euro voor 2 jaar. Na 2 jaar heb je in totaal €11.050 euro terugbetaald. Wat is de aflossing per maand?
A
€416,67 euro
B
€500
C
€43,75
D
€50

Slide 16 - Quizvraag

Je leent €10.000 euro voor 2 jaar. Na 2 jaar heb je in totaal €11.050 euro terugbetaald. Wat is de rente per maand?
A
€416,67 euro
B
€500
C
€43,75
D
€50

Slide 17 - Quizvraag

Je leent €10.000 euro voor 2 jaar. Na 2 jaar heb je in totaal €11.050 euro terugbetaald. Wat is de maandtermijn?
A
€460,42
B
€416,67
C
€43,75
D
€50

Slide 18 - Quizvraag

aflossing
rente
maandtermijn
Het geld wat je geleend hebt en terug moet betalen.
Vergoeding die je moet betalen
Maandelijks bedrag dat je terug moet betalen aan de bank

Slide 19 - Sleepvraag

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling

Slide 21 - Tekstslide

Vanmiddag ECO:
Opdracht huis kopen of huis huren (ZIE PORTAL)

>Huren of Kopen 

Inleveren in Teams

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Uitgaven die je elke maand maakt, zoals je telefoonrekening of energierekening noemen we...
A
Incidentele uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten

Slide 24 - Quizvraag

Een ander woord voor reserveringsuitgaven zijn...
A
Incidentele uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten

Slide 25 - Quizvraag

Shampoo, tandpasta, eten en drinken noemen we...
A
Incidentele uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten

Slide 26 - Quizvraag

Als je wasmachine kapot is en je moet deze repareren, noemen we dit...
A
Incidentele uitgaven
B
Huishoudelijke uitgaven
C
Vaste lasten

Slide 27 - Quizvraag

Een maandelijkse inkomen vanuit de overheid noemen we een...
A
Uitkering
B
Salaris
C
Beloning
D
Erfenis

Slide 28 - Quizvraag

Een ander woord voor loon...
A
Uitkering
B
Salaris
C
Beloning
D
Erfenis

Slide 29 - Quizvraag