werkwoorden 2.5 Verleden tijd

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
We starten met lezen

 Na de vakantie starten met het leerplein.

Inloggen LessonUp, studiewijzer, mapje

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
We starten met lezen

 Na de vakantie starten met het leerplein.

Inloggen LessonUp, studiewijzer, mapje

Slide 1 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 2 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 3 - Tekstslide

2. Spelling

van de persoonsvorm


in de

verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 5 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 6 - Tekstslide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 7 - Tekstslide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 8 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 9 - Tekstslide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Is het onderstreepte woord een pv?
Pascal droomt er tegenwoordig van piloot te worden.
_________
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Amal (verspreiden) iedere woensdag folders in zijn wijk - TT

Slide 13 - Open vraag

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 14 - Quizvraag

Gisterenavond ___ jullie wel een beetje vals.
VT
A
zingen
B
zingde
C
zingden
D
zongen

Slide 15 - Quizvraag

Welkom
Pak jij alvast je spullen?
  • We starten met het SO 

  • Ja! Mensenhandel is echt mijn ding!

Slide 16 - Tekstslide

Programma
DOEL:
  • je kunt werkwoorden in de tt en vt schrijven
  • je kent het verschil tussen sterke en zwakke ww

Leg in 1 minuut de ww.spelling uit aan je duo
1 iemand vertelt het voor het bord (wie of wie)

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Stop met LessonUp en maak de opdrachten:
 2.5  
1-2-3-4-5-10
Klaar: kijk na en ga verder met LessonUP

Slide 18 - Tekstslide

Deze sloot ___ afgelopen winter niet door alle troep.
VT
A
bevriest
B
bevriesde
C
bevriesden
D
bevroor

Slide 19 - Quizvraag

Gisteren ___ onze keuken gerenoveerd.

A
word
B
werd
C
wordt
D
werdt

Slide 20 - Quizvraag

GELEERD?

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 21 - Tekstslide

Wat snap je nog niet zo goed?

Slide 22 - Open vraag

Oefen met WW spelling
Maak de volgende dia's.
Denk goed na over de juiste stapjes met WW-spelling.
Lees de volgende dia dan ook goed door en maak de opdrachten.

Slide 23 - Tekstslide

Toelichting
  • Denk aan de eerste stap: is het de PV JA of NEE
  • 1e stap> maak de stam> verander naar de ik-vorm
  •  2e stap> kijk welke tijd
  • 3e stapTegenwoordige tijd> vervang door lopen, dan hoor je de T of niet
  • 3e stap  Verleden tijd> sterk of zwak ww
  • zwakke> laatste letter stam:  't taxikofschip> te(n)
  •                laatste letter stam geen taxi kofschip> de(n)
  • Voltooid deelwoord: Pv is een vorm van hebben-zijn. Ik heb vermeld. Maak het woord langer> je hoort d of t. Of gebruik het taxi kofschip  

Slide 24 - Tekstslide

Mijn broer is gevraagd als penningmeester, maar hij aanvaar... deze functie niet. (aanvaarden)
A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 25 - Quizvraag

Vroeger (verwaarlozen) hij zijn kinderen.

A
verwaarlozen
B
verwaarloost
C
verwaarloozde
D
verwaarloosde

Slide 26 - Quizvraag

Aan de horizon onderschei ... hij duidelijk twee boortorens. (onderscheiden)

A
d
B
t
C
dt
D
dd

Slide 27 - Quizvraag

Op mijn vorige school pes...en de kinderen elkaar vaak. (pesten)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 28 - Quizvraag

Onze vroegere buren voe...en hun kinderen indertijd op in een sfeer van vertrouwen. (opvoeden)
A
d
B
t
C
tt
D
dd

Slide 29 - Quizvraag

Mijn moeder (stoten) zich aan het kasje. (VT)

Slide 30 - Open vraag

Toen (rijden) de chauffeur erg hard

Slide 31 - Open vraag

Vandaag (worden) jij opgehaald.

Slide 32 - Open vraag

Ik heb heerlijk (lunchen)

Slide 33 - Open vraag

De e-mail is (faxen)

Slide 34 - Open vraag

Ik ben naar Nieuw-Vennep (verhuizen)

Slide 35 - Open vraag

verwerking
  • pak een opdrachtkaart
  • maak zelf een werkwoordschema
  • maak een mindmap/folder over WW spelling
  • zelf een idee? vraag je docent.

Slide 36 - Tekstslide

0

Slide 37 - Video

Welkom
We starten met het SO.

Heb jij nog vragen?

Pak alvast je leesboek en je etui.

Slide 38 - Tekstslide