voorbereiden pto2 mavo3 les 27

voorbereiden pto2 les 27 alineafuncties
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

voorbereiden pto2 les 27 alineafuncties

Slide 1 - Tekstslide

PTO periode 2 leren Kern Hoofdstuk 20 t/m 40



A.Leer de woorden van les 20 tot en met 40
B. Leer informatie van les 21 tot en met 39  (32 t/m 36 minder belangrijk) .
C. Leer de uittreksels van onderstaande lessen (zie ELO studiewijzer).
De boekopdracht moet ingeleverd worden uiterlijk 31  januari! Niet vergeten nu! 

Slide 2 - Tekstslide

Les 27
Leer de informatie die staat onder het kopje ' alineafuncties'

Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.
Het leerdoel is dat je signaalwoorden die de functie van een alinea aangeven kan herkennen in een tekst.
Het leerdoel is dat je kan uitleggen welke bedoelingen een schrijver heeft met een bepaalde alinea.
Het leerdoel is dat je kan aangeven hoe alinea’s met elkaar samenhangen.
Het leerdoel is dat je de signaalwoorden van reden,opsomming,toelichting, doel-middel,oorzaak-gevolg,verklaring en argument leert.
Het leerdoel is dat je de doelen kunt benoemen van een schrijver.
Het leerdoel is dat je weet wat de hoofdgedachte is van een tekst en de hoofdgedachte van een tekst kunt vinden.
Leer: PowerPoint les 27 uittreksel

Slide 3 - Tekstslide

Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met de functie van een alinea?
A
bedoeling van de schrijver
B
indeling van een tekst

Slide 5 - Quizvraag

Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.
Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Het leerdoel is dat je weet welke functies een alinea kunnen hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Opbouw van de tekst geven, mening verwoorden, belangrijke info geven.
Advies geven, conclusie trekken, samenvatting van de tekst geven
 Opsomming geven, oorzaak en gevolg beschrijven, argumenten geven
inleiding
kern
slot

Slide 9 - Sleepvraag

zelfstandig werken
Bestudeer de signaalwoorden goed. Leer de signaalwoorden uit je hoofd.
 Daarna volgt een aantal vragen.
De laatste bladzijde is een website. Maak de vragen. Dit is de beste voorbereidingsopdracht om de functies van alinea's te kunnen toepassen. 

           Zo zien de vragen op het PTO er namelijk ook uit.!

Slide 10 - Tekstslide

inleiding

Slide 11 - Tekstslide

kern

Slide 12 - Tekstslide

kern

Slide 13 - Tekstslide

kern

Slide 14 - Tekstslide

kern

Slide 15 - Tekstslide

kern

Slide 16 - Tekstslide

De tweede alinea vormt een toelichting bij de
campagne die in de eerste alinea is geïntroduceerd. Aan welk signaalwoord zie je dat het om
  een toelichting gaat?
lees de tekst en bedenk wat het antwoord is. Op de volgende slide kun je de vraag beantwoorden.

Slide 17 - Tekstslide

De tweede alinea vormt een toelichting bij de
campagne die in de eerste alinea is geïntroduceerd. Aan welk signaalwoord zie je dat het om een toelichting gaat?

Slide 18 - Open vraag

Hoe hangt alinea 3 samen met de alinea’s 1 en 2?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Hoe hangt alinea 3 samen met de alinea’s 1 en 2? 
Hoe hangt alinea 3 samen met de alinea’s 1 en 2? 
A Er wordt in alinea 3 een tegenstelling gegeven.
B Er wordt in alinea 3 een voorbeeld gegeven.
C Er wordt in alinea 3 een reden gegeven.
D Er wordt in alinea 3 een opsomming gegeven.
lees de tekst en bedenk wat het antwoord is. Op de volgende slide kun je de vraag beantwoorden.

Slide 20 - Tekstslide


Wanneer je besluit die iPod te kopen kan je niet op vakantie. Welk verband geeft het woord wanneer aan?
A
doel-middel
B
reden/verklaring/ argument
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Ik doe dat niet: ten eerste heb ik er geen zin in, ten tweede heb ik er geen tijd voor. Wat is het verband?
A
doel-middel
B
reden/argument/ verklaring
C
oorzaak/gevolg
D
opsomming

Slide 22 - Quizvraag

U kunt daar parkeren … u een bewijs van een vergunning op de voorruit hebt
A
mits
B
doordat
C
tenzij

Slide 23 - Quizvraag

Twee of meer begrippen of meningen spreken elkaar tegen.
Er is iets gebeurd wat ervoor heeft gezorgd dat er iets anders gebeurde. 
Een samenvattend inzicht.
De belangrijkste punten uit een tekst.
Een deel van de zin geeft aan wat mag, waarvoor toestemming is gegeven.
Tegenstelling
Oorzaak-gevolg
Conclusie
Samenvatting
Voorwaarde

Slide 24 - Sleepvraag

Hij was op tijd hoewel het erg glad was. Wat geeft hoewel aan?
A
verklaring/reden/ argument
B
oorzaak/gevolg
C
tegenstelling
D
tegenstelling

Slide 25 - Quizvraag

Zij werkten hard om hun kinderen meer geven in het leven. Welk verband is om?
A
doel - middel
B
oorzaak/gevolg
C
tegenstelling
D
tegenstelling

Slide 26 - Quizvraag

De voorstelling gaat niet door de hoofdrolspeler is immers ziek. Welk verband is immers?
A
doel - middel
B
oorzaak/gevolg
C
tegenstelling
D
reden/verklaring

Slide 27 - Quizvraag

Ik kan het pas beoordelen als je werkstuk helemaal af is. Wat voor verband is deze zin?
A
verklaring/reden/ argument
B
voorwaarde
C
toelichting /voorbeeld
D
reden

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Welke functie vervult het slot van de alinea?

Slide 31 - Open vraag

Leer de tekstdoelen uit je hoofd!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link