BSR 10/3 1bka fictie §2

Lees de theorie op blz. 67. 
Klaar? Verder in je leesboek. 
* Let extra goed op de personages.

§2 Personages
Startopdracht:
WELKOM
timer
5:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 67. 
Klaar? Verder in je leesboek. 
* Let extra goed op de personages.

§2 Personages
Startopdracht:
WELKOM
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Vertel hier kort (ongeveer drie zinnen)
wat je hebt gelezen.

Slide 2 - Woordweb

Is jouw boek fictie of non-fictie.
Leg je antwoord uit aan de hand van de theorie.

Slide 3 - Open vraag

1. Verder met Cursus 3: Fictie.
2. Uitleg eindopdracht boek 2.
3. Uitleg en oefenvragen in LessonUp.
4. Werken aan paragraaf 2.
5. Theorie betrekken op je eigen boek.
6. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 4 - Tekstslide

  • Je kunt karaktereigenschappen van personages beschrijven.
  • Je kunt je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je al over fictie? Vul losse woorden in

Slide 8 - Woordweb

Fictie en non-fictie
Fictie:
  • verzonnen gebeurtenissen, personages in boeken of films
  • doel: lezer vermaken, ontroeren, aan het denken zetten
  • een verhaal...soms wel echt gebeurd, maar mooier gemaakt

Non-fictie:
  • teksten die niet zijn verzonnen, zoals teksten uit kranten, tijdschriften
  • doel: lezer informeren of iets leren

Slide 9 - Tekstslide

Personages
Personages
Hoofdpersoon
Alle personen die een rol spelen in een verhaal
Je komt te weten hoe deze persoon zich voelt en hoe hij/zij denkt.
Bijfiguren
Inleven
De andere personages in het verhaal.
In hoeverre je (het gedrag) van de hoofdpersoon kunt begrijpen.

Slide 10 - Tekstslide

hoofdpersonen en bijfiguren

Slide 11 - Woordweb

Hoofdpersonen
  • Zij zijn het belangrijkst
  • Het gaat over zijn/haar probleem
  • Ze worden uitgebreid van binnenuit beschreven; je  komt hun gedachten en gevoelens te weten
  • Ze hebben allerlei karaktereigenschappen
  • Ze kunnen veranderen in de loop van het verhaal; ze ontwikkelen zich
Bijfiguren
  • Zij zijn in het verhaal niet heel belangrijk
  • Ze worden van de buitenkant beschreven; je komt hun uiterlijk te weten en dat wat ze zeggen en doen
  • Van hen kom je vaak maar 1 karaktereigenschap te weten 
  • Ze ontwikkelen zich niet/nauwelijks in de loop van het verhaal

Slide 12 - Tekstslide

Weet je al iets over jouw personages? Kun je ook voorbeelden noemen?

Slide 13 - Open vraag

Waaraan herken je een hoofdpersonage?
A
dat herken je gewoon
B
je hebt informatie over de persoon
C
je weet wat die persoon denkt, voelt, doet, wil etc.
D
aan zijn hoofdrol

Slide 14 - Quizvraag

Wat weet je over het begrip 'uiterlijk'?

Slide 15 - Woordweb

Wat betekent innerlijk?
A
gedachten en gevoelens mens
B
spannend verhaal
C
persoon in een boek of film
D
eenvoudig plaatje

Slide 16 - Quizvraag

Wat kun je vertellen over het innerlijk van een personage?

Slide 17 - Open vraag

Wat hoort NIET bij innerlijke kenmerken?
A
Eigenwijs
B
Behulpzaam
C
Kalm
D
Zwart haar

Slide 18 - Quizvraag

Met karaktereigenschappen wordt het ........................ beschreven.
A
Innerlijk
B
Uiterlijk

Slide 19 - Quizvraag

Hoe leer je het innerlijk van een persoon kennen?
A
Door te weten waar hij woont
B
Door mee te kijken met zijn gevoelens en gedachten.
C
Door beschrijving van hoe hij eruit ziet.
D
Door goed te kijken wat hij allemaal doet.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

ALASKA
DOOR ANNA WOLTZ
''Op de eerste dag van het schooljaar weet Sven het zeker: hij moet een briljante stunt uithalen. Anders is hij meteen die zielige jongen uit 1b, vanwege zijn epilepsie.
Parker wil juist onzichtbaar zijn. Ze heeft net de ergste zomer van haar leven achter de rug en vertrouwt niemand meer.
Dan ontdekt ze dat Alaska, de hond die eerst van háár was, nu bij Sven woont – als zijn hulphond. Overdag wil Parker niks te maken hebben met Sven, dus er zit maar één ding op. Ze gaat Alaska ontvoeren.''


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat?
Cursus 3.2 Personages.
Basis: Opdracht 1 en 2 op blz. 67-69.
Kader: Opdracht 1 en 2 op blz. 67-68..

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.

Hulp
De 4 B's en het oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Keuze 1: Verder lezen in je boek.
Keuze 2: Beschrijf alles wat je al weet over de hoofdpersoon en de bijfiguren van jouw boek.
timer
10:00
Oefenen

Slide 24 - Tekstslide

  • Je kunt karaktereigenschappen van personages beschrijven.
  • Je kunt je inleven in een personage en uitleggen hoe een personage zich voelt.
Lesdoelen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Noem voorbeelden van karaktereigenschappen van de hoofdpersoon uit jouw boek.

Slide 27 - Open vraag

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencodes:
1bka: grqeb
1tna: ioaqf
1tb: ztblj

Slide 28 - Tekstslide