Hoofdstuk 4 Omzetbelasting

Procedures en Recht
Hoofdstuk 4

Omzetbelasting
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Procedures en rechtMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Procedures en Recht
Hoofdstuk 4

Omzetbelasting

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Agenda
4.2 omzetbelasting en BTW
4.3 Tarieven van de BTW
4.4 BTW wel of niet aftrekbaar

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekend BTW?

Slide 7 - Open vraag

Hoe krijgt een bedrijf zijn
BTW-nummer?
A
Via de Belastingdienst
B
Via de Kamer van Koophandel

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Welke BTW tarieven zijn er in Nederland?
A
21
B
9
C
6
D
0

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

BTW noem je ook wel:
A
loonbelasting
B
omzetbelasting
C
inkomstenbelasting
D
verbruiksbelasting

Slide 12 - Quizvraag

BTW is een:
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

De BTW die ik aan leveranciers heb betaald.
A
Nabelasting
B
Voorbelasting
C
Inkoopbelasting
D
Factuurbelasting

Slide 16 - Quizvraag

Belasting die ik moet betalen of terugkrijg van de belasting als ondernemer.
A
Te verrekenen BTW
B
Te factureren BTW
C
Inclusief BTW
D
Exclusief BTW

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Agenda
4.5 Intracommunautaire levering en verwerving en de verleggingsregeling
4.6 Wettelijke eisen die aan een factuur worden gesteld
4.7 Aangifte en betaling van de BTW
4.8 Kleine ondernemingsregeling (KOR)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

4.5 Intracommunautaire levering / verwerving / verlegging
  • Zaken doen binnen de EU = intracommunautair
  • Zaken doen buiten de EU = invoer en uitvoer

Beide transacties moeten apart vermeld worden op de aangifte OB.

  • Leveringen en diensten aan anderen = prestaties / prestatie leveren
  • Leveringen en diensten door anderen = verwerving



Slide 21 - Tekstslide

4.5 Voorbeeld
Een Nederlands bedrijf levert metalen aan een bedrijf in Amerika = uitvoer

Een Nederlands bedrijf koopt grondstoffen uit China in = invoer

Een Noors bedrijf levert aan een Nederlands bedrijf materialen = intracommunautaire verwerving

Een Nederlands bedrijf levert aan Spanje een bepaalde dienst = intracommunautaire prestatie

Slide 22 - Tekstslide

Intracommunautaire levering
Er is pas sprake van een intracommunautaire prestatie als er aan twee voorwaarden wordt voldaan:

  1. De goederen zijn vanuit NL naar een ander EU-land vervoerd en dit is aantoonbaar via de administratie (vrachtpapieren, bestelformulieren, etc)
  2. De afnemer is een ondernemer die een BTW nummer heeft in het land waar de goederen heen gaan.

Wordt hier niet aan voldaan, dan is de prestatie belast met de Nederlandse omzetbelasting.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Intracommunautaire verwervingen vul je in
bij 4b EN bij 5b
Per saldo is dus nul euro

Slide 28 - Tekstslide

Invoer en Uitvoer
Dit is buiten de EU
Uitvoer is belast met 0% BTW
Invoer is belast met het 'normale' BTW-tarief EN mag worden opgegeven als voorbelasting

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Verleggingsregeling
Komt veel voor bij aannemers

De onderaannemers (schilders, timmermannen, leveranciers) sturen de facturen op naar de hoofdaannemer en vermelden daarop “geen BTW”. Ze brengen dus geen BTW in rekening op hun factuur.

De hoofdaannemer berekent zelf de BTW en doet dan de BTW afdracht

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeeld
Voegbedrijf Yilmaz heeft in opdracht van aannemersbedrijf Timmer het voegwerk vernieuwd van een rij woningen.

Yilmaz stuurt Timmer een factuur voor voegwerkzaamheden van 8.600 euro. Yilmaz brengt geen btw in rekening en zet op de factuur dat de btw is verlegd

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide