H1: Hoeveel verdien je eraan? 1.3 De winkelier wil winst (plein M editie 4) Deel 1

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.3 Wat wordt de prijs?


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij €conomie
Hoofdstuk 1: Hoeveel verdien je eraan?

1.3 Wat wordt de prijs?


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?


  • Herhalen Deel 2 Theorie 1.2 De winkelier wil winst
  • Deel 1 Theorie 1.3 Wat wordt de prijs?
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen leerdoelen
Leerdoelen:

Nu:
  • weet je wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent √
  • kun je de brutowinst berekenen .√
  • weet je wat bedrijfskosten zijn en kun je er voorbeelden van geven.√
  • kun je de nettowinst berekenen.√

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3 Wat wordt de prijs?
Leerdoelen:

Aan het einde van deze les 

  • kun je voor een winkelier de verkoopprijs berekenen;
  • kun je uitleggen wat belasting en btw zijn en weet je waarom btw een indirecte belasting is;

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom deze prijs?
Een winkelier heeft te maken met verschillende bedragen:

  • inkoopprijs:
De prijs die een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen.

  • brutowinstopslag:
Een bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt voor kosten en winst.

  • verkoopprijs:
Het bedrag dat een winkelier voor een product krijgt.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel winst blijft er over?
Je berekent de verkoopprijs als volgt.


De inkoopprijs is € 640
De brutowinstopslag is 45%

Stap 1 Bereken de brutowinstopslag met een verhoudingstabel: €640:100x45= €288
Stap 2 Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs:
De verkoopprijs wordt € 640 + € 288 = €928























Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belasting in de winkel
Belasting = een verplichte bijdrage die burgers en bedrijven aan de overheid betalen.

Als je iets koopt, betaal je belasting over de toegevoegde waarde (btw):
  • 21% van de verkoopprijs;
  •  9% van de verkoopprijs (levensmiddelen, boeken, medicijnen)

Btw betaal je via de winkelier aan de overheid. 
Dit is een daarom indirecte belasting.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
20:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 5 op blz 24, 25 en 26. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 20 minuten de tijd
Klaar? 
Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Daarna help je een klasgenoot.

Slide 8 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opgave 1 blz 24:

In bron 16 / bron 17 heb je de beste deal, want

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 25

De prijs die een winkelier betaalt voor een
product dat hij later wil verkopen
A
brutowinstopslag
B
inkoopprijs
C
verkoopprijs

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 25

Een bedrag voor kosten en winst dat een
winkelier bij de inkoopprijs optelt.
A
brutowinstopslag
B
inkoopprijs
C
verkoopprijs

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 2 blz 25

Het bedrag dat een winkelier voor een
product krijgt.
A
brutowinstopslag
B
inkoopprijs
C
verkoopprijs

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 25:

a Bereken de verkoopprijs van een broek.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 25:

b Bereken het bedrag van de brutowinstopslag.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 25:

c Bereken de verkoopprijs van de winterjas.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 25:

d Bereken de verkoopprijs

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 3 blz 25:

e Bereken de inkoopprijs

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

a Wat betekent de afkorting btw?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

b Vul de juiste antwoorden in.
Het verlaagde btw-tarief is ......%. Dit tarief geldt voor ...... , .......... en ............
Voor de meeste producten geldt het algemene btw-tarief van .......... %.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

c Leg uit waarom de btw een indirecte belasting is

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

Welk btw-tarief hoort bij de afgebeelde producten? Kruis bij elke afbeelding het juiste antwoord aan:
Afbeelding 1
A
9%
B
21%

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

Welk btw-tarief hoort bij de afgebeelde producten? Kruis bij elke afbeelding het juiste antwoord aan:
Afbeelding 2
A
9%
B
21%

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 4 blz 26:

Welk btw-tarief hoort bij de afgebeelde producten? Kruis bij elke afbeelding het juiste antwoord aan:
Afbeelding 3
A
9%
B
21%

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 5 blz 26:

De volgende zinnen gaan over omzetbelasting en btw. Kruis de twee juiste zinnen aan.
A
De omzetbelasting die je in winkels betaalt, heet sinds 1968 btw.
B
De omzetbelasting werd ingevoerd tijdens de economische wereldcrisis.
C
Er hoefde alleen omzetbelasting betaald te worden over buitenlandse producten.
D
Na de invoering van de omzetbelasting betaalde je voor elk product 4% belasting.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten
Leerdoelen:

Nu:
  • kun je voor een winkelier de verkoopprijs berekenen; √
  • kun je uitleggen wat belasting en btw zijn en weet je waarom btw een indirecte belasting is √

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies