3pB - 28/05/24

Mardi 28 mai 2024

Programme:
  • Plenda
  • Lessonup passé composé
  • Finir Chap. 4 "le pont" ex 18 p. 149                                                                               p. 144 (niet ex 17)
  • Slim stampen
Devoirs 28/05:
Herhalen ABCDEFGH

Chap. 3 PW - 29/05
Chap. 1, 2, 3, PW LUVA 5/06
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Mardi 28 mai 2024

Programme:
  • Plenda
  • Lessonup passé composé
  • Finir Chap. 4 "le pont" ex 18 p. 149                                                                               p. 144 (niet ex 17)
  • Slim stampen
Devoirs 28/05:
Herhalen ABCDEFGH

Chap. 3 PW - 29/05
Chap. 1, 2, 3, PW LUVA 5/06

Slide 1 - Tekstslide

Hôtel "Bellevue" à Manton

Slide 2 - Tekstslide

De passé composé 
donner  (geven)
vendre  (verkopen)
finir  (eindigen)
j'
ai donné
ai vendu
ai fini
tu
as donné
as vendu
as fini
il/elle/on
a donné
a vendu
a fini
nous
avons donné
avons vendu
avons fini
vous
avez donné
avez vendu
avez fini
ils/elles
ont donné
ont vendu
ont fini

Slide 3 - Tekstslide

Passé-composé
Passé composé van être & avoir

Slide 4 - Tekstslide

Faire et prendre
-Wij hebben onze huiswerk gedaan.
-ik heb mijn jas meegenomen.

Slide 5 - Tekstslide

Réponses
Nous avons fait nos devoirs.
J'ai pris ma veste.

Slide 6 - Tekstslide

Passé composé avec être
Is het onderwerp van je zin...
  • ...vrouwelijk enkelvoud: zet een extra 'e' achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elle est allée / Stéphanie est allée.
  • ...mannelijk meervoud: zet een extra -s achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Ils sont entrés / Mathieu et Jean sont venus
  • ...vrouwelijk meervoud: zet een extra -es achter het voltooid deelwoord. Bijv.: Elles sont montées / Caroline et sa soeur sont arrivées

Slide 7 - Tekstslide

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 8 - Quizvraag

Elles...
(passé composé)
A
sont restées
B
sont resté
C
sont restée
D
sont restés

Slide 9 - Quizvraag

Passé Composé: Ik ben geweest
timer
0:10
A
Je suis être
B
Je suis êté
C
J'ai été
D
J'ai être

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Il est cinq heures et demie.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 12 - Quizvraag

Il est trois heures moins 20.
A
Het is 20 over drie.
B
Het is tien voor half 4.
C
Het is 10 over half 3.
D
Het is tien over half 4.

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
trois heures dix

Slide 14 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
sept heures et demie

Slide 15 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over vijf

Slide 16 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
minuit moins le quart

Slide 17 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags

Slide 18 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
10 voor 7 ('s morgens)

Slide 19 - Open vraag

Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures dix
B
sept heures moins cinq
C
sept heures vingt
D
sept heures

Slide 20 - Quizvraag

Welke tijd is correct gespeld?
A
Il est trois heure et demie.
B
Il est trois heures et demi.
C
Il est trois heures et demie.
D
Il est trois heurs et demie.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe laat begint de kleine pauze?
Geef antwoord in het Frans.

Slide 22 - Open vraag

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
deux heures moins dix
deux heures vingt
deux heures moins le quart
deux heures et demie
deux heures cinq

Slide 23 - Sleepvraag

Noteer 6 Franse woorden
die met de klok
te maken hebben

Slide 24 - Woordweb

Il est midi.
A
Het is middag.
B
Het is 12 uur 's middags.
C
Het is tijd.
D
Het is 12 uur 's nachts.

Slide 25 - Quizvraag

Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.

Slide 26 - Quizvraag

Apprendre/leren:
vocabulaire 
Réviser/Herhalen 
vocabulaire 

-DEVOIRS-

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk, pour vendredi :
  • Apprendre 1 page 32
  • Online methode: civilisation
    (inhoudsopgave & quiz) 

Slide 28 - Tekstslide