comparisons

Les doelen
1) Know what comparative and superlative adjectives are.
2) Change an adjective to a comparative and superlative adjective.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les doelen
1) Know what comparative and superlative adjectives are.
2) Change an adjective to a comparative and superlative adjective.

Slide 1 - Tekstslide

Comparisons
Bijvoeglijk naamwoord met 1 lettergreep(syllables):
- er - est
Cheap - cheaper - cheapest
short - shorter - shortest


Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord eindigend op -y
easy - easier - easiest
happy - happier - happiest

Slide 3 - Tekstslide

Comparisons
bijvoeglijk naamwoord met 3 lettergrepen(syllables)
: more en most
beautiful - more beautiful - most beautiful
attractive - more attractive - most attractive

Slide 4 - Tekstslide

Bij deze bijvoeglijk naamwoorden kan je zowel
more-most als -er of -est gebruiken: 

common, cruel, handsome, likely, pleasant, polite, quiet, simple, stupid. 
I can think of pleasanter / more pleasant things than grammar. 

Slide 5 - Tekstslide

Dat mag ook bij tweelettergrepige woorden die eindigen op -le, -er, -ow: 
simple - simpler/ more simple - simplest/ most simple
clever - cleverer/ more clever - cleverest/ most clever
narrow - narrower/ more narrow - narrowest/ most narrow

Slide 6 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
good - better - best
bad - worse -worst
far - farther/ further - farthest/furthest

Slide 7 - Tekstslide

My house is (big) ... than yours.

Slide 8 - Open vraag

This flower is (beautiful) ... than that one.

Slide 9 - Open vraag

This is the (interesting)
... book I have ever read.

Slide 10 - Open vraag

Non-smokers usually live (long) ... than smokers.

Slide 11 - Open vraag

Which is the (dangerous) ... animal in the world?

Slide 12 - Open vraag

A holiday by the sea is (good) ...
than a holiday in the mountains.

Slide 13 - Open vraag

Who is the (rich) ... woman on earth?

Slide 14 - Open vraag

The weather this summer is even (bad) ... than last summer.

Slide 15 - Open vraag

He was the (clever) ... thief of all.

Slide 16 - Open vraag