4.4 Migratie

§4.4 Migratie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

§4.4 Migratie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen paragraaf 4.4
1. Je kent de drie motieven voor migratie en kan deze herkennen in een bron.  

2. Je kan uitleggen wie er op basis van het Nederlandse restrictieve toelatingsbeleid wel en niet in Nederland mogen blijven.

3. Je kan uitleggen welke soorten migranten we onderscheiden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel migranten kwamen er in 2023 naar Nederland?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

De Nederlandse bevolking groeide in 2023 met 136 393 inwoners (inclusief correcties). Dat zijn 7,6 mensen per duizend inwoners. Aan het eind van 2023 telde de bevolking 17 947 684 mensen.
De bevolking groeit als er meer immigranten dan emigranten zijn en als er meer kinderen geboren worden dan er mensen overlijden. In 2023 kwamen er 141 895 mensen bij door internationale migratie (immigratie minus emigratie), en -5 502 door natuurlijke aanwas (geboorte minus sterfte). Tot 2014 werd de bevolkingsgroei voornamelijk veroorzaakt door natuurlijke aanwas, daarna vooral door migratie.
Uit welk continent komen de meeste migranten naar Nederland?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welk land komen de meeste immigranten (let op: 2022)?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom migreren mensen naar Nederland?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Migratie
De migratie na WO II kunnen we indelen in:
  • Migratie uit vroegere koloniën
  • Gastarbeiders
  • Kennismigranten buiten EU
  • Arbeidsmigranten binnen EU
  • Volgmigranten
  • Vluchtelingen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Asielzoeker
Mensen die in een ander land toegelaten willen worden als vluchteling. Je bent pas vluchteling als je die status hebt gekregen (dan ben je een asielzoeker met recht op asiel). Je kan ook worden afgewezen --> illegaal.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werkmigratie
Kennismigranten buiten de EU

Speciaal beroep waar vraag naar is.
Bv. profvoetballers, IT, etc.
Werkmigranten binnen EU

Europese Unie
Vrij verkeer van mensen, goederen en diensten.
Bv. werken in de landbouw

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Volgmigratie
Gezinsvorming 
Gezinshereniging

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkend voor een cultuurgroep is dat de mensen in die cultuur
A
rolpatronen afwijzen
B
deel uitmaken van de pluriforme samenleving
C
bij de dominante cultuur behoren
D
gemeenschappelijke kenmerken hebben

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een belangrijk kenmerken van Nederland als pluriforme samenleving is:
1. Het recht om je eigen godsdienst of levensovertuiging te kiezen
2. Het recht om een subcultuur te vormen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?
1. Esther kan goed leren, want haar vader is arts.
2. Limburgers kun je niet verstaan.
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel
D
1 en 2 zijn stereotypen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij polarisatie:
A
komen groepen tegenover elkaar te staan, doordat de verschillen steeds meer benadrukt worden.
B
denken mensen alleen maar positief over hun eigen groep.
C
is er veel aandacht voor discriminatie in de samenleving.
D
zijn mensen zich niet bewust van hun eigen vooroordelen.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Verschillen in normen en waarden zijn een voorwaarde voor sociale cohesie.
2. Als verschillende groepen in de samenleving zich met elkaar verbonden voelen, is er sprake van sociale cohesie.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken
Nakijken opdracht 7, 8, 9 en 12

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies