In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Agenda
Leerdoelen;
Uitleg;
Controle leerdoelen;
Zelfstandig werken.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 8 - Tekstslide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 9 - Quizvraag
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie
Slide 10 - Quizvraag
Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 11 - Tekstslide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 12 - Open vraag
Opdracht 3
Slide 13 - Tekstslide
Welk signaalwoord dat
eindigt op een S hoort op
het laatste stippellijntje?
Slide 14 - Open vraag
Op welk tekstverband wijst
het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 15 - Quizvraag
Opdracht 4
Slide 16 - Tekstslide
Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 17 - Sleepvraag
Opdracht 5
Slide 18 - Tekstslide
Welk signaalwoord dat wijst op
het tekstverband oorzaak-gevolg
staat in zowel zin 4 als 7?
Slide 19 - Open vraag
“Wanneer het volle maan is
en de maan het dichtst bij
de aarde staat ...” Van welk
tekstverband is hier sprake?
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming
Slide 20 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Het .... op dit moment.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 21 - Quizvraag
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
echter
zo
maar
denk aan
zoals
ook
onder andere
hoewel
Slide 22 - Sleepvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm
taxi
A
taxi's
B
taxies
C
taxis
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm
accu
A
accuus
B
accu's
C
accus
Slide 24 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Het vliegtuig ..... op de Polderbaan.
A
landt
B
land
Slide 25 - Quizvraag
Sleep de signaalwoorden naar de juiste box
Doel-Middel
Voorwaarde
Tegenstelling
maar
indien
echter
waarmee
om te
als .. dan
als .. dan
zodat
Slide 26 - Sleepvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Als je wilt slagen voor je examen, dan zul je er wel wat voor moeten doen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm
ski
A
skies
B
ski's
C
skis
Slide 28 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Anna heeft een 7 op Wiskunde, een 8 op Engels en een 5 op Biologie.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling
Slide 29 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Hij .... nog steeds in Sinterklaas.
A
geloofd
B
gelooft
Slide 30 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Hij heeft de ....... telefoontjes in de database opgeslagen.
A
beantwoorde
B
beantwoordde
Slide 31 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
De docent ..... mijn werk.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm
pony
A
ponies
B
pony's
C
ponys
Slide 33 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Cathy is gezakt voor haar examen Nederlands. Het afgelopen jaar heeft ze niet veel gedaan voor dit vak, daardoor is het tijdens haar examen niet gelukt om een voldoende te halen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 34 - Quizvraag
Wat is de juiste meervoudsvorm
cadeau
A
cadeaus
B
cadeau's
Slide 35 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Hij heeft een koffie met melk ......
A
bestelt
B
besteld
Slide 36 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Ik heb een boek bij de winkel....
A
besteld
B
bestelt
Slide 37 - Quizvraag
Kies het juiste woord.
Er is iets ergs ....
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 38 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Jip dacht dat hij niet hoefde te leren voor zijn examen, maar dat was helaas niet het geval.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 39 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Ga naar www.eindexamensite.nl;
log in met entree;
klik op Nederlands > meer weergeven;
Oefen Tekstrelaties.
(Als Nederlands er niet tussen staat, moet je het toevoegen als vak bij instellingen.)