In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 6 - Tekstslide
Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen
Slide 7 - Quizvraag
Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
opsomming of volgorde i
B
oorzaak - gevolg
C
doel - middel
D
conclusie
Slide 8 - Quizvraag
Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen
Slide 9 - Tekstslide
Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?
Slide 10 - Open vraag
Opdracht 3
Slide 11 - Tekstslide
Welk signaalwoord dat
eindigt op een S hoort op
het laatste stippellijntje?
Slide 12 - Open vraag
Op welk tekstverband wijst
het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling
Slide 13 - Quizvraag
Opdracht 4
Slide 14 - Tekstslide
Tekstverband = voorbeeld
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 15 - Sleepvraag
Opdracht 5
Slide 16 - Tekstslide
Welk signaalwoord dat wijst op
het tekstverband oorzaak-gevolg
staat in zowel zin 4 als 7?
Slide 17 - Open vraag
“Wanneer het volle maan is
en de maan het dichtst bij
de aarde staat ...” Van welk
tekstverband is hier sprake?
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming
Slide 18 - Quizvraag
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Het is niet gelijk verdeeld.
Tegenstelling
Voorbeeld
Opsomming
echter
zo
maar
denk aan
zoals
ook
onder andere
hoewel
Slide 19 - Sleepvraag
Sleep de signaalwoorden naar de juiste box
Doel-Middel
Voorwaarde
Tegenstelling
maar
indien
echter
waarmee
om te
als .. dan
als .. dan
zodat
Slide 20 - Sleepvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Als je wilt slagen voor je examen, dan zul je er wel wat voor moeten doen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 21 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Anna heeft een 7 op Wiskunde, een 8 op Engels en een 5 op Biologie.
A
opsomming
B
voorbeeld
C
tijdsvolgorde
D
tegenstelling
Slide 22 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Cathy is gezakt voor haar examen Nederlands. Het afgelopen jaar heeft ze niet veel gedaan voor dit vak, daardoor is het tijdens haar examen niet gelukt om een voldoende te halen.
A
oorzaak-gevolg
B
voorbeeld
C
voorwaarde
D
tegenstelling
Slide 23 - Quizvraag
Welke tekstverband staat in onderstaande tekst?
Jip dacht dat hij niet hoefde te leren voor zijn examen, maar dat was helaas niet het geval.