In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Overdrijving en Ironie
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat staat er: overdrijving en ironie
Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. Als je deze trucjes herkent, begrijp je een tekst beter.
Slide 3 - Tekstslide
Overdrijving
De schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is.
Bijvoorbeeld:
– Het was een doodsaaie film.
– We hebben eeuwen op het station staan wachten.
Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet precies wat er staat.
Slide 4 - Tekstslide
Ironie
De schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt.
Slide 5 - Tekstslide
Ironie voorbeelden
– Het nieuwe fietsenhok is echt fantastisch. Er is niet genoeg plaats voor alle fietsen en je stoot je hoofd tegen de bovenste rekken.
Zelf gebruik je vast ook weleens woorden of zinnen die ironisch bedoeld zijn.
Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoji achter.
Slide 6 - Tekstslide
Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf je dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.
Maar let op sarcasme is bijtend-grof-echt heel onaardig
Ironisch is minder kwetsend
Slide 7 - Tekstslide
De volgende woorden zijn bedoeld als ironie of als overdrijving. Noteer de betekenis EN zet erachter 'ironie (I)' of 'overdrijving (O)'.
De docenten 'verzuipen in het werk', omdat het toetsweek is.
Slide 8 - Open vraag
De volgende woorden zijn bedoeld als ironie of als overdrijving. Noteer de betekenis EN zet erachter 'ironie (I)' of 'overdrijving (O)'.
De kleuters keken met 'ogen als schoteltjes' naar de goochelaar.
Slide 9 - Open vraag
De volgende woorden zijn bedoeld als ironie of als overdrijving. Noteer de betekenis EN zet erachter 'ironie (I)' of 'overdrijving (O)'.
'Je was weer 'prachtig op tijd'', zei de scheikundeleraar toen ik de proef had gemist.
Slide 10 - Open vraag
Stel, je staat al heel lang op je vriend te wachten, want hij is te laat. Wat zeg je al hij aankomt? Gebruik in je zin een overdrijving.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Was het plaatje ironisch?
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
"Natuurlijk mag je tijdens de uitleg naar de wc." Zegt de docent met een glimlach.
A
Sarcasme
B
Overdrijving
C
Ironie
D
Serieus
Slide 14 - Quizvraag
Noteer de betekenis EN zet erachter 'ironie (I)' of 'overdrijving (O)'.
De winnaar van de marathon kwam 'met zijn tong op de schoenen' over de streep.