Fictie 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

                                       Fictie

Vorige les:

- Realisme

- Waargebeurd

- Figuurlijk taalgebruik

Figuurlijk taalgebruik

Staat er in de volgende zin figuurlijk taalgebruik? Ja/nee?

Hij heeft zijn sporttas als bokshandschoen gebruikt.

1. JA
2. Nee

Hij heeft zich als een gorilla gedragen.

1. JA
2. NEE

Hebben jullie ook zo'n vreemd berichtje gekregen?

1. JA
2. Nee

Zijn zorgvuldig opgebouwde reputatie ligt aan diggelen.

1. JA
2. NEE

Wat ga je vandaag leren?

Je kunt personen herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander. 

Ook kun je personen beschrijven.

Hoofdpersoon = 

- Belangrijkste persoon in het verhaal

- 1 soms 2 hoofdpersonen

De hoofdpersoon wordt uitgebreid beschreven en je beleeft het verhaal vanuit zijn/haar ogen.

De hoofdpersoon heeft een belangrijk opdracht of probleem en heeft een doel om dit op te lossen

Bijfiguur = 

- Andere personen in het verhaal

Een bijfiguur kan verschillende rollen hebben:

    - helper

    - tegenstander

Personen beschrijven=

Als je een persoon uit een verhaal gaat beschrijven, dan let je op:

- uiterlijk

- belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, cultuur

- karakter

- relaties

Wat ga je vandaag doen?

Je gaat een tekst lezen om te oefenen met begrippen die je later op de toets ook tegenkomt.

Toets bespreken

Opdrachten

Maak de volgende opdrachten:

Fictie blok 3:

Opdracht 1 t/m 4