fictie herhaling alle begrippen

Programma
  • Welkom
  • Herhaling begrippen vorige les 
  • Doelen
  • Uitleg vertellersperspectief/tijd/moraal 
  • Opdrachten( lezen moordvrienden en maken opdrachten)
  • Evaluatie 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Welkom
  • Herhaling begrippen vorige les 
  • Doelen
  • Uitleg vertellersperspectief/tijd/moraal 
  • Opdrachten( lezen moordvrienden en maken opdrachten)
  • Evaluatie 

Slide 1 - Tekstslide

vorige les

Slide 2 - Woordweb

Lesdoelen

- Je kunt personages verdelen onder hoofdpersonen en bijpersonen.

- Je weet wat een helper of tegenstander is.

- Je kunt personages beschrijven.

- Je kunt het vertellersperspectief benoemen.

- Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een open einde en een gesloten einde 

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdpersonen en bijfiguren

Slide 4 - Tekstslide


Helper


helpt de hoofdpersoon het probleem op te lossen.





Tegenstander


maakt het de hoofdpersoon moeilijk

Bijfiguren

Slide 5 - Tekstslide

Personages beschrijven
  1. Het uiterlijk van het personage.
  2. Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond.
  3. De karaktereigenschappen.
  4. De relaties met anderen in het verhaal.

Slide 6 - Tekstslide

Perspectief
Ik-perspectief: je leest het verhaal vanuit een ik-persoon
Personaal perspectief: je leest het verhaal vanuit een persoon, hetgeen verteld wordt vanuit hij/zij
Alwetende verteller: iemand vertelt het verhaal en weet wat iedereen alles

Meervoudig vertellersperspectief: soms wisselt een schrijver elk hoofdstuk van perspectief. Benoem dan alle soorten en licht die kort toe.

Slide 7 - Tekstslide

Chronologisch/ niet-chronologisch
In een chronologisch verteld verhaal worden de gebeurtenissen verteld in de volgorde waarin ze plaatsvinden. Als de volgorde daarvan afwijkt, spreekt men van een niet-chronologisch verteld verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Open einde of gesloten einde?
Als een verhaal een open einde heeft, blijven vragen onbeantwoord. Bij een gesloten einde heb je als lezer geen vragen meer.

Slide 9 - Tekstslide

Deze begrippen kennen. Hanteren en toepassen. 
Opdracht als oefening:
We lezen een stukje uit ' Moordvrienden'. Markeer, onderstreep/in de kantlijn ...alle begrippen die je tegenkomt. 

timer

Slide 10 - Tekstslide

Vragen bij Moordvrienden

1 Wie is de hoofdpersoon / wie zijn de hoofdpersonen?

2 Beschrijf zijn / hun uiterlijk.

3 Kies per persoon drie karaktereigenschappen.

4 Beschrijf zijn/ hun kenmerken (leeftijd, gezondheid, arm/rijk).

5 Wat is de relatie tussen de jongens (tegenstanders/helpers)?

6 Wat is de relatie tussen de jongens en de leraar (tegenstander/helper)?

Welk vertellersperspectief gebruikt de schrijver?

8 Is dit fictie of non-fictie , leg uit

9 Is het fragment realistisch of niet realistisch, leg uit 

10 Zou je dit boek willen lezen? gebruik een beoordelingswoord in je uitleg.

11 Bedenk een spanningsvraag bij het gelezen fragment.



Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen

- Je kunt personages verdelen onder hoofdpersonen en bijpersonen.

- Je weet wat een helper of tegenstander is.

- Je kunt personages beschrijven.

- Je kunt het vertellersperspectief benoemen.

Slide 12 - Tekstslide