Les 8.1

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Les 8.1 BOL onderwijsassistent (OA)

Examen schrijven

- examen Schrijven wordt na 10 mei beoordeeld door een extern bureau > zo spoedig mogelijk volgt het cijfer 

- Deze periode geen Schrijven gemaakt > leerjaar 3

Deze les

- Gesprekken: voorbereiding examen P10

- Deze periode 2 opdrachten in leveren i.p.v. toets

- Theorie: gesprekken voeren 

• zender - ontvanger
  
• actief luisteren
  
• miscommunicatie
  
• interne en externe ruis

Aan het eind van deze les weet jij

- waar wij deze periode naar toe werken (examen Gesprekken 3F).

  

- de theorie m.b.t het examen Gesprekken.

Welke gesprekken heb je
wel eens gevoerd?

Welke gesprekken horen bij
jouw toekomstige werk?

Herhaling vorige les: spreker-ontvanger

ontvanger kan ook spreker worden

er kan ruis zijn. 

zender - ontvanger / actief luisteren

In een gesprek ben je afwisselend zender en ontvanger. Dit noemen we interactie.

Actief luisteren doe je door:

• te knikken
• te hummen
• te reageren door een opmerking of een vraag

Voorbeeld

Miscommunicatie

Ontvanger begrijpt de zender niet goed. 

Basis van veel ruzies! Vooral doordat de zender niet door heeft dat de ontvanger hem niet goed begrijpt. 

Ruis

Intern: van binnen, bijv. gedachten die je afleiden

Extern: van buiten, bijv. geluiden, andere gesprekken

LET OP, ER KOMT EEN VRAAG

Tijdens de les word je afgeleid door spelende kinderen buiten.
Hier is sprake van

1. interne ruis
2. externe ruis

Doorvragen

Als je iets niet helemaal begrijpt of meer informatie wilt, 

moet je doorvragen: 

• Wat bedoel je daar precies mee?
• Wat zou jij dan gedaan hebben?
• Waarom vind je dat niet goed?

Controlevraag stellen

Als je zeker wilt weten dat je de ander goed hebt begrepen, kun je een controlevraag stellen:

• Begrijp ik het goed dat ...
• Als ik je goed begrijp ... 
• Dus volgens jou moet ik nu ... 

Open en gesloten vragen

Gesloten vraag: alleen ja of nee, begint vaak met een werkwoord. 

Open vraag: langer antwoord nodig, begint vaak met een 'vraagwoord': wie, wat, waar, waarom, hoe.

Tip: Dit gebruik je in het tweede deel van het examen!

Tot slot een kleine quiz

Let goed op, het gaat snel!

Jan begrijpt niet goed wat Els bedoelt. Jan moet

1. niets doen
2. doorvragen
3. beter luisteren
4. boos worden

Je leidinggevende geeft je feedback op een gemaakte opdracht.
Jij moet

1. rustig afwachten of ze nog meer gaat zeggen
2. doorvragen
3. controlevraag stellen
4. huilen

Bart maakt een vlog.
Is er sprake van interactie?

1. Nee, want er luistert niemand naar hem.
2. Ja, want hij is alleen aan het woord.
3. Nee, want hij is alleen aan het woord.
4. Ja, want alle kijkers luisteren naar hem.

Zijn de volgende vragen open of gesloten? 

Open: langer antwoord nodig

Gesloten: ja of nee

Wat doe je vanavond?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Heb je iets te doen vanavond?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Houd jij van sneeuw?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Welke tv-programma's vind jij leuk?

1. open vraag
2. gesloten vraag

Huiswerk

- Deze LessonUp nogmaals doorlezen