Introductieles + rekenen les 2




Welkom
bij
economie



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les




Welkom
bij
economie



Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Huiswerk bespreken
  • Uitleg rekenen met procenten
  • Aan de slag
  • Uitleg rekenen
  • Aan de slag
  • Bespreken opgaven

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk!
  • Antwoord altijd in hele zinnnen. 
  • Schrijf altijd je berekeningen op.
  • Antwoord een meerkeuze vraag altijd met een hoofdletter.
  • Gebruik de juiste symbolen zoals: %, $, €
  • Rond antwoorden correct af. Mensen op gehele getallen, geld op twee decimalen, procenten op een decimaal en alle overige getallen op een decimaal. 

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen
  • Schatten
  • Afronden
  • Omrekenen week naar maand/maand naar week
  • Grote getallen
  • Indexcijfers
  • Procenten

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
1.2 
Aan het einde van deze les weet je...

... hoe je een getal kunt bereken met procenten. 
... hoe je een percentage kunt berekenen. 
... hoeveel procent iets is gestegen of gedaald.
... hoe je kunt uitrekenen hoeveel 100% is. 

Slide 5 - Tekstslide

Een getal berekenen met procenten. 

Bij het berekenen van een bedrag krijg je vaak een stuk tekst waar de juiste rekensom uit moet halen. Je krijgt een percentage en een bedrag waarvan je eerst 1% moet berekenen.
 

Je gebruikt deze formule:

Bedrag : 100 * percentage


Slide 6 - Tekstslide

Een getal berekenen met procenten. 
Bedrag : 100 * percentage 

8% van € 350 loon is uitgegeven aan een etentje.
Hoeveel is 8% van € 350? (afronden op 2 decimalen)

350 : 100 * 8%  = €28 van je loon


Slide 7 - Tekstslide

Een percentage berekenen
Bij dit soort sommen krijg je vaak ook een verhaaltje met een som, maar het percentage wordt juist niet gegeven. Het is aan jou om het percentage te berekenen.
Als je een klein stukje van het totaal wil berekenen in procenten (bv het percentage sneakers in je klas).

Je gebruikt deze formule:

Deel : geheel * 100%

Slide 8 - Tekstslide

Een percentage berekenen
Deel : geheel * 100%

Je hebt € 5 zakgeld per week. Daarvan geef je € 1,50 uit aan een ijsje. Een deel van je gehele zakgeld heb je dus uitgegeven aan dat ijsje.
Hoeveel procent van je zakgeld heb je uitgegeven?

1,50 : 5,00 * 100% = 30% van je zakgeld


Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
De komende 15-minuten ga je aan de slag met het maken van de volgende opgaven:
Een getal berekenen met procenten: 1 t/m 5
Een percentage berekenen: 
6 t/m 10
Klaar?
Probeer vast verder te werken 

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel procent meer of minder?
Bij dit soort sommen krijg je vaak ook een verhaaltje met een som, het percentage wordt niet gegeven. Het is aan jou om het percentage te berekenen. Als je het % korting bij een aankoop wil berekenen (bv. van € 250, nu voor slechts € 200), gebruik je deze formule.

Je gebruikt deze formule:

(nieuw - oud) : oud * 100%

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel procent meer of minder?
(nieuw - oud) : oud * 100%

Je hebt voor € 200 een telefoon gekocht die normaal € 250 kost. Je hebt dus € 50 korting gekregen.
Hoeveel procent korting heb je gekregen?

(200-250) : 250*100% = 20% korting

Slide 12 - Tekstslide

Als 100% niet bekend is
Niet altijd zijn de getallen die je krijgt gelijk aan 100%, maar wordt juist van je verwacht dat je de 100% (het geheel) berekent.

Je gebruikt deze formule:

getal : percentage * 100%

Slide 13 - Tekstslide

Als 100% niet bekend is
getal : percentage * 100%

In een klas dragen 12 mensen een wit kledingstuk dat is 40% van de gehele klas. Uit hoeveel leerlingen bestaat de gehele klas?

12 : 40 * 100% = 30 leerlingen

Slide 14 - Tekstslide

Aan het werk
Werk verder aan de  volgende opgaven:
Hoeveel procent meer of minder: 
11 t/m 16
Als 100% niet bekend is:
17 t/m 22

Klaar?
Je kunt je voorbereiden op de toets.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide