-weet je hoe je s, qu, h , d, t, c, ai, oi, ou, en, an, on, e, ui in het frans uitspreekt.
-kun je iemand omschrijven.
Bonus:
-kun je jezelf voorstellen
-kun je vertellen dat je je ouders kwijt bent
Slide 2 - Tekstslide
Uitleg:
S
De s aan het eind van een woord spreek je niet uit.
“Tu as” spreek je dus uit als “tu a”.
qu
De klank “qu” spreek je uit als een k. “
Quelle” wordt bijvoorbeeld “kel” als je het uitspreekt.
h
De h spreek je in het Frans niet uit. (stomme h )
“l’hôtel” wordt “lotel”
Slide 3 - Tekstslide
Uitleg:
d / t
De d en de t op het eind van een woord spreek je niet uit.
“Petit” wordt “peti”,
“grand” wordt “gran”
Bij vrouwelijke woorden komt er een “e” achter het woord.
In dat geval spreek je de t en de d wel uit.
“Petite” spreek je uit als “petit”
“grande” spreek je uit als “grand”.
Slide 4 - Tekstslide
Uitleg:
c
c spreek je uit als s als de volgende letter een e/i is.
“C’est” =“sè”
c spreek je uit als k als de volgende letter een a/i/o/u is.
“collège” =“kollèzje”
ç spreek je altijd uit als s.
"garçon" = "garson"
Slide 5 - Tekstslide
Uitleg:
ai
De ai klank spreek je uit als de e in bed. "j'ai"
oi
De oi klank spreek je uit als “wa” “toilet”.
ou
De ou spreek je uit als de oe in koe. “Pour” wordt “poer”.
ui
De ui spreek je uit als “wie”. “Je suis” wordt “zje swie”.
Slide 6 - Tekstslide
Uitleg:
en, an
“En” en “an” spreek je uit alsof je een a zegt terwijl je je neus dichtknijpt.
“Ensemble” wordt “ansamble”.
on
spreek je uit als de on in rotonde
au(x) en eau(x)
“Au”, “aux”, “eau” en “eaux” spreek je uit zoals de “o” in het woord “open”.
Slide 7 - Tekstslide
Uitleg:
e
Als er aan het eind van een woord een e staat, dan spreek je die niet uit.
é spreek je uit zoals de “ee” in twee.
è spreek je uit zoals de “e” in elf.
Denk aan een klok. Als het streepje in de richting van de twee staat, spreek je de klank uit als “ee”. Als het streepje in de richting van de elf staat, spreek je de klank uit als “e”.
Slide 8 - Tekstslide
opdracht:
Maken tâche page 44
Als je klaar bent steek je je vinger op en komt de docent het nakijken.
Maak ook aantekeningen van de uitspraak van moeilijke woorden.
Klaar:
-kun je jezelf voorstellen?
-kun je vertellen dat je je ouders kwijt bent?
timer
10:00
Slide 9 - Tekstslide
Beschrijf de foto aan je
buurman / buurvrouw
De leerling die luistert maakt aantekeningen.
2 tips en 2 tops
(Als je klaar bent wissel je met je buurman/ buurvrouw).
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Doelen?
Ik :
-weet je hoe je s, qu, h , d, t, c, ai, oi, ou, en, an, on, e, ui in het frans uitspreekt.
-kan iemand omschrijven.
Bonus:
-kan mezelf voorstellen
-kan je vertellen dat ik mijn ouders kwijt bent
Slide 11 - Tekstslide
Huiswerk
Maak een word document en schrijf daar alle franse zinnen in die afgelopen lessen hebt geleerd.
Bereid je helemaal voor op de toets.
Slide 12 - Tekstslide
_
Baard= une barbe
Bril= des lunettes
Snor= une moustache
Hoed = un chapeau
Glimlach = un sourire
verdrietig = triste
Is het een man of een vrouw = C'est un homme ou une femme