In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij wiskunde!
Leg je wiskundespullen vast klaar op je tafel
Slide 1 - Tekstslide
Programma van deze les
Herhaling paragraaf 1.1 en 1.2
Uitleg paragraaf 1.3
Aan het werk
Herhaling paragraaf 1.3
Uitleg paragraaf 1.4
Aan het werk
Slide 2 - Tekstslide
Wat zijn de delers van 10?
A
1 , 5 en 10
B
2, 4, 5 en 10
C
1, 2 , 3 en 5
D
1, 2, 5 en 10
Slide 3 - Quizvraag
De delers van 15 zijn:
A
1, 2, 3, 5, 15
B
1, 3, 5, 15
C
1, 3, 5
D
1, 3, 15
Slide 4 - Quizvraag
delers en veelvouden. Wat is een deler van 50?
A
17
B
12
C
10
D
3
Slide 5 - Quizvraag
Is 15 een veelvoud van 5?
Veelvouden
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de eerste 5 veelvouden van 4?
Veelvouden
A
0, 2, 4, 6, 8
B
4, 8, 12, 16, 20
C
4, 8, 16, 32, 64
D
1, 2, 3, 4, 5
Slide 7 - Quizvraag
Als ik 5 warme blokjes in de heksenketel doe, hoe verandert dan de temperatuur?
A
De temperatuur stijgt met 5 graden
B
De temperatuur daalt met 5 graden
Slide 8 - Quizvraag
Wie weet het nog?
Vermenigvuldigen:
+ X + = ...
+ X - = ...
- X + = ...
- X - = ...
Delen:
+ : + = ...
+ : - = ...
- : + = ...
- : - = ...
Slide 9 - Tekstslide
Als ik twee negatieve getallen met elkaar vermenigvuldig.
Krijg ik dan een negatief of een positief getal?
A
Negatief
B
Positief
Slide 10 - Quizvraag
Doelen van de les
Je kent de begrippen kwadraat en
kwadrateren.
Je kan rekenen met een kwadraat.
Je kan het kwadraat van een negatief
getal uitrekenen.
Slide 11 - Tekstslide
Paragraaf 1.3
Getallen kun je met elk getal vermenigvuldigen. Maar als je een getal met zichzelf vermenigvuldigt noem je dat eenkwadraat.
8 x 8 = 64. Je zegt dan, het kwadraat van 8 is 64.
We schrijven dit als:
82=64
Slide 12 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 13 - Link
Paragraaf 1.3
Je kunt van elk getal een kwadraat nemen. 0,5 in het kwadraat is (0,5 x 0,5= 0,25)
Overleg met je buurman of buurvrouw. Wat is het kwadraat van -3 en van -9?
Wat valt je op bij het kwadrateren van negatieve getallen?
(0,5)2=0,25
Slide 14 - Tekstslide
Paragraaf 1.3
Belangrijk:
Let goed op waar het 'min'-teken staat. Als de min ook in het kwadraat staat, komt er dus een positief getal uit (min x min = plus) als de '-' niet in kwadraat gaat komt er een negatief getal uit (min x plus = min)
-5 X -5 = 25 -5 X 5 = -25
−52=−25
(−5)2=25
Slide 15 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 16 - Link
3 kwadraat =
A
2x 3
B
3 x 3
Slide 17 - Quizvraag
Het kwadraat van 9
A
18
B
64
C
81
D
99
Slide 18 - Quizvraag
Het kwadraat van 4 = ...
A
8
B
16
C
64
D
2
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het kwadraat van (-6)²?
A
36
B
-36
Slide 20 - Quizvraag
Extra uitleg of zelfstandig aan het werk?
Maken van 1.3 opgave: 25, 26, 27, 28, 30 en 31.
Let op!
Sluit de les niet af!
Had je de vragen in LessonUp goed? Begrijp je de uitleg? Dan mag je stil en zelfstandig aan het werk.
Slide 21 - Tekstslide
Doelen van 1.4
Je kent de begrippen wortel en
worteltrekken
Je kan rekenen met een wortel
Je gebruikt het is gelijk (=) of is ongeveer
gelijk aan (~)
Slide 22 - Tekstslide
Paragraaf 1.4
Zoals plus (+) bij min (-) en keer (x) bij gedeeld door (:) hoort, zo hoor er ook iets bij kwadraat. Namelijk de wortel. Dat is precies het tegenovergestelde van het kwadraat. Zo is de wortel van 64 = 8
want 8 x 8 = 64. Dus 64 : 8 = 8
We schrijven dit als volgt:
√64=8
Slide 23 - Tekstslide
apps.noordhoff.nl
Slide 24 - Link
Paragraaf 1.4
Let op, Wortel trekken kan alleen bij positieve getallen.
Bij sommige getallen komt er geen mooi heel getal uit. Wortel 50 is 7.071067812. We noteren dan: